De onechte dochters van Allah — in The Satanic Verses Leesclub, aflevering 6
Schrijven met Ouariachi #60
Hallo vrienden,
Deze nieuwe leesclub-aflevering liet even op zich wachten — wegens hevige drukte. Achter die drukte gaat onder meer een leuk nieuwtje schuil, maar dat hou ik nog heel even onder de pet…
En dan een huishoudelijke mededeling. Mochten jullie nog op zoek zijn naar een cadeautje voor vaderdag, duik dan even last minute een boekhandel in en koop een exemplaartje van mijn roman Herfstdraad — als ik het even zelf mag zeggen: een aangrijpende ode aan het vaderschap.
En nu door met de Satanic Verses Leesclub!
Drie dochters
In het lange hoofdstuk 2 van De duivelsverzen belanden we midden in de materie die in bepaalde kringen zoveel ophef heeft veroorzaakt.
Ik heb eigenlijk niet zo veel zin om daar op in te gaan.
Wel is het interessant om eens scherp te kijken naar wat Rushdie hier nou eigenlijk doet. Daartoe moet je eerst de verschillende elementen uit elkaar trekken.
Eerste element:
De Koran, soera 53 genaamd “De Ster”, waarin God de afgodsfiguren al-Laat, al-Oezza en Manaat afwijst. Daarnaast zijn er soera’s, zoals 17:73-74 en 22:52, waarin gesuggereerd wordt dat zelfs de profeet Mohammed weleens geneigd was zich door Satan te laten misleiden.
We zouden deze gegevens tekstuele feiten kunnen noemen.
Die godinnen Laat, Oezza en Manaat waren gerespecteerde figuren in het multi-religieuze Mekka van de vroege zevende eeuw. Daar iets anders náást of iets nieuws tegenover plaatsen was in principe acceptabel, maar die totale afwijzing door de islam van andere godsfiguren — er is geen god dan God — ervoeren de Mekkanen als een vorm van atheïsme, godslastering.
Een heet hangijzer dus, die drie ‘dochters’.
Tweede element:
De geschriften van de historicus en korancommentator Tabari (839-923). Hij schetst hoe Mohammed zich ernstig zorgen maakte om de weerstand die hij en zijn volgelingen opriepen in het heidense Mekka, en hoe de profeet in die kwetsbare toestand door Satan te grazen werd genomen: hij legde de profeet valse verzen in de mond.
Rushdie citeert die ‘valse’ verzen vrij letterlijk: Allah accepteerde Laat, Oezza en Manaat. (Volgens Tabari: ‘Laat en Oezza, en Manaat, de derde, de andere. Dit zijn de verheven kraanvogels, op hun voorspraak kan worden gehoopt.’)
Dat leidde tot bekering tot de islam door vele Mekkanen, voor wie nu het grootste bezwaar tegen het nieuwe geloof was weggevallen. Maar aartsengel Djibriel riep zijn boodschapper op het matje. God stuurde een gecorrigeerde versie van soera 53 neder.
De situatie voor moslims in Mekka werd daardoor nagenoeg onhoudbaar. Niet lang erna zouden zij naar Jathrib verkassen — het latere Medina.
Derde element:
De romanwerkelijkheid van Salman Rushdie’s De duivelsverzen, waarin de beroemde acteur Djibriel Farisjta overvallen wordt door een mysterieuze, levensbedreigende ziekte. Hij smeekt God om hulp, maar hij hoort niets dan stilte — en valt van zijn geloof. Eenmaal hersteld van de ziekte, maar niet van zijn geloofscrisis, begint hij last te krijgen van verontrustende dromen.
Vierde element:
De dromen van Djibriel Farisjta, die je als fictie binnen de fictie kunt beschouwen. En binnen die dubbele fictie presenteert Rushdie het ‘waargebeurde’ verhaal van de duivelsverzen, gebaseerd op Tabari, maar op veel vlakken sterk vertekend: we hebben immers met dromen te maken en dan ook nog eens dromen van een psychisch instabiele acteur in een literaire roman,.
In die dromen waant de acteur Djibriel zich de aartsengel Djibriel. En via deze Djibriel wordt zowel de satanisch geïnspireerde versie van soera 53 als de door God gecorrigeerde variant aan de profeet geopenbaard.
Harde structuur
Concreter nu… Hoewel Rushdie een beetje goochelt met de chronologie is de inhoudelijke structuur van dit hoofdstuk een klassieke: begin-incident, vervolgverwikkelingen, crisis, climax en ontknoping.
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Schrijven met Ouariachi to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.