Een wonderlamp, geloofsafval en Pamela Lovelace — in The Satanic Verses Leesclub, aflevering 3
Schrijven met Ouariachi #57
Hallo allemaal,
Zijn jullie een beetje mee in het (her)lezen van De duivelsverzen? Zo niet: spring op de Satanische Trein en lees mee. We zijn pas bij hoofdstuk 3, je haalt ons nog makkelijk in.
Analyses, reacties of vragen zijn zeer welkom. Je kunt ze kwijt in het commentaarveld hieronder, zodat anderen kunnen meelezen!
Na lezing van hoofdstuk 1.2 achterhaalde lezer John van Vugt van een aantal personages de betekenis van hun namen, en hij stipte aan waar het hooggebergte/Everest-thema van de roman zoal opduikt.
Een voorbeeld van beide: de ‘sekslawine’ waaraan Djibriel Farisjta zich in zijn hoogtijdagen als Bollywood-acteur te buiten gaat, markeert dat hooggebergte-motief, en dat geldt ook voor de omschrijving van het personage Alleluja Cone: ‘beklimster van bergen, bedwingster van de Everest, blonde jahoeda, ijskoningin.’
Over de betekenis van Alleluja’s naam zegt Van Vugt: “'Alleluia' naar de lofprijzing 'Hallelujah' en 'Cone' naar 'ice cream cone' (=ijsco, ijshoorntje)' of 'snow cone' (=ijsschaafsel, slush puppie).”
Via Twitter wees Van Vugt mij ook op deze opmerkingen van Anna Gát, oprichtster en CEO van Interintellect:
Nobody's talking about all the Leonard Cohen references in The Satanic Verses because no one's actually read it.
There's an entire character called ... Alleluia Cone in it.
Whose sister dies in what is basically the lyrics of First We Take Manhattan.
Ja, in het Engels spreek je Cohen niet uit als Co-HEN maar als Koown, en ‘Hallelujah’ is natuurlijk een van zijn bekendste liedjes.
Maar goed, zover zijn we nog niet, want Alleluja heeft in de roman tot nu toe nog nauwelijks een rol gespeeld.
Een laatste opmerking van John van Vugt: als Djibriel na zijn genezing naar het hotel rijdt voor zijn varkensvlees-orgie, duurt die rit ‘zeven uur en eenenvijftig minuten’.
Van Vugt: ‘Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Rushie daarmee verwijst naar soera zeven vers eenenvijftig (‘(Zij zijn) degenen die hun godsdienst als vermaak en spel beschouwden en degenen die bedrogen zijn door het wereldse leven. Op de Dag (der Opstanding) vergeten Wij hen zoals zij de ontmoeting met deze Dag van hen vergaten, en omdat zij Onze Tekenen plachten te ontkennen.’)
Fantastische vondst!
Laten we nu dan eens kijken wat hoofdstuk 1.3 ons zoal te bieden heeft.
Dit wordt opnieuw een leesverslag in detail, want alleen via de details krijgen we goed zicht op hoe Rushdie dat aanpakt, het schrijven van zo’n complexe, gelaagde roman als De duivelsverzen. En dus zal ik het hebben over terugkerende thema’s en motieven, en een aantal verwijzingen waarvan het uitvogelen kan bijdragen aan een een dieper begrip van de tekst. En nu en dan wijs ik op meer structurele aspecten van de tekst.
Hoofdstuk 1.3 is relatief lang, 35 pagina’s, en omdat we nog vroeg in het boek zitten, ga ik vrij grondig te werk — en dat ga in twee delen doen. Deel 1 nu, deel 2 komend weekend.
De duivelsverzen / I. De engel Djibriel / hoofdstuk 3
In dit hoofdstuk is het tijd voor meer achtergrond over dat andere personage dat in hoofdstuk 1.1 uit de lucht viel: Saladin Chamcha, of, zoals hij werkelijk blijkt te heten, Salahoeddin Chamchawala.
We treffen hem terwijl hij bijgelovig met zijn vingers draait aan boord van de Bostan naar Londen. Hij is op de terugweg nadat hij voor het eerst in vijftien jaar een bezoek aan zijn thuisland India heeft gebracht.
Op de heenvlucht, enkele weken eerder, is hem iets vreemds overkomen (we zouden, in structurele zin, van een begin-incident kunnen spreken): hij was net ontwaakt uit een droom over een man met een glazen huid die ‘Saladin smeekte hem te helpen, hem uit de gevangenis van zijn huid te bevrijden’.
Wat die droom betekent, wordt later misschien duidelijk.
Een stewardess bood hem iets te drinken aan, en op dat moment ontdekte hij dat zijn Britse uitspraak van het Engels ‘op onverklaarbare wijze was herschapen in het zangerige Bombays dat hij zo ijverig (en zo lang geleden!) had afgeleerd’.
We bevinden ons, kortom, opnieuw in een moment van transformatie, metamorfose, herboren worden.
Wonderlamp
Nu schakelt Rushdie over naar Saladins jeugd in Bombay, met de formule van klassieke Arabische verhalen: ‘het was wel en het was niet zo’ — een sprookjesachtige introductie.
Saladin is tien jaar oud als hij op straat een portefeuille gevuld met Britse ponden vindt. Zijn vader betrapt hem en neemt de portefeuille in beslag.
‘Later in zijn leven leek het of zijn vader hem zijn hele jeugd had bespied’ — die vader klinkt mij daarmee in de oren als een soort alwetende en alziende godsfiguur.
Changez Chamchawala (changez… changes… transformaties, metamorfoses) blijkt een onbetrouwbare vader die rare regels en wetten hanteert. Zo heeft hij in zijn studeerkamer een ‘wonderlamp’ staan, ‘een rood- met geelkoperen incarnatie van Aladdins hoogstpersoonlijke geestbedwinger’, die Saladin (Aladdin) niet mag aanraken. ‘Op een dag,’ belooft vader, ‘heb je hem helemaal voor jou alleen.’
Maar komt hij die belofte na?
(Dit is een set-up: hier wordt een lijntje geweven waarvan je als lezer voelt dat het op zeker moment, vroeger of later, tot een ontknoping moet komen.)
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Schrijven met Ouariachi to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.