Schrijven met Ouariachi

Schrijven met Ouariachi

Share this post

Schrijven met Ouariachi
Schrijven met Ouariachi
In de werkkamer van Harry

In de werkkamer van Harry

Schrijven met Ouariachi #99

Jamal Ouariachi's avatar
Jamal Ouariachi
Mar 29, 2025
∙ Paid
4

Share this post

Schrijven met Ouariachi
Schrijven met Ouariachi
In de werkkamer van Harry
Share

Het had de nodige koppigheid gevergd om te regelen, maar onlangs, op een zonnige zondagmiddag, was het dan eindelijk zover en stonden mijn goede schrijversvriend David Pefko en ik in de werkkamer van Harry Mulisch.

Dat is tegelijk wel en niet bijzonder.

Niet, omdat de werkkamer wel vaker toegankelijk is geweest voor publiek, volgens mij is het elke Museumnacht raak, en zo zijn er meer gelegenheden geweest.

Maar los van die speciale gelegenheden is het Harry Mulisch Huis aan de Leidsekade in Amsterdam niet zomaar te bezoeken. Een schande, natuurlijk, in geen enkel ander beschaafd land springen ze zo slordig om met hun grote dode schrijvers, maar in Nederland is de cultuurhaat zo diep ingevreten in onze ziel dat we er niet eens meer van opkijken.

Enfin, daar ga ik me een andere keer nog eens goed kwaad over maken.

Voor nu stonden we daar toch maar mooi, David en ik.

Beroep: schrijver

Het eerste wat opviel was de geur: de geur van een plek waar heel veel jaren achtereen goed gerookt is.

Het is vreemd om lijfelijk aanwezig te zijn op een plek die je geestelijk zo goed kent. Mulisch heeft zich er vele malen laten fotograferen en filmen. Robbert Ammerlaan maakte er een soort reisgids over, het heerlijke Zijn eigen land.

Maar nu zagen we de plek dan ‘in het echt’.

We roken hem, we hoorden de aangename akoestiek. We mochten alles aanraken, elk laatje opentrekken, elk stapeltje aantekeningen doorbladeren.

Lades met rookwaren, pijptabak, een doos sigaren die Mulisch cadeau had gekregen van Fidel Castro. David snoof eraan en constateerde: ‘Deze kun je nog roken.’

Een ander laatje was gevuld met brillen-in-koker, een leren etui voor het meenemen van een vulpen, achterin: een aangebroken rolletje King pepermunt.

Natuurlijk waren er de bekende objecten. Er was de collectie egyptiana, en daar hing de beroemde prent van Vesalius die ooit het omslag van Voer voor psychologen sierde, en verdomd, daar heb je die schedel van Zeeger Vermeulen uit Paralipomena Orphica, het staat er zelfs op geschreven, in een grimmig-sierlijk negentiende-eeuws handschrift.

En daar, op een lessenaar: de getekende plattegrond van Mulisch’ droomstad Gran, ingelijst en wel.

Er waren ook minder bekende objecten.

Achter een deur, met aan de binnenzijde een poster van Goethe, bevonden zich planken vol ongebruikte notitieboeken en blocnotes uit hotels. Wat me ontroerde: al die mooie schrijfwaren, klaar voor een volgend project — waar nooit meer aan begonnen zal worden.

Nonchalant staat in die kast ook een blikje weggemoffeld. “Berliner Luft” staat op het label — het kan niet anders of daar ligt de inspiratie voor dat mooie verhaal ‘Oude lucht’ uit de gelijknamige bundel.

Soms waren het schijnbare onbenulligheden die me raakten. Een oud paspoort, waarin de gegevens nog door een ambtenaar met de hand zijn ingevuld. ‘Beroep: schrijver’.

Gezellig

Je treft er talloze veelzeggende parafernalia — de perskaart die toegang gaf tot het Eichmann-proces; de badge die Mulisch droeg tijdens zijn bezoek aan Cuba; een treinkaartje naar Hiroshima in een envelopje van vloeipapier; in een soortgelijk envelopje een treinkaartje naar Auschwitz.

Maar je treft er net zo goed, zonder hiërarchie: een 65-plus-pas en een pasje van de Openbare Bibliotheek Amsterdam.

Er staan cd’s. Waar luisterde Harry naar? Naar ‘Metamorphosen’ bijvoorbeeld, van Richard Strauss, door het Berliner Philharmoniker onder leiding van Herbert von Karajan.

In een dagboekaantekening, aangehaald door Ammerlaan in zijn boek, schrijft Mulisch over een bezoekje aan Hugo Claus:

In de namiddag naar Antwerpen, champagne gedronken bij Hugo, die nu in een verbouwde suikerfabriek woont. Zoals altijd had hij zich voorgenomen kleiner te gaan wonen, zodat hij ook nu weer groter woont. Nogal megalomaan allemaal, kil en onpersoonlijk ook, met witgekalkte muren en leren meubelen. Nergens een boek, of een rondslingerende krant, alles even steriel en ongezellig.
(15 februari 1993)

Als je op de Leidsekade rondscharrelt, snap je dat die steriliteit, die ongezelligheid Mulisch afstootte. Zijn eigen ‘land’ is precies het tegenovergestelde.

De tapijten, het warme licht, de geur: het is echt een prettige plek om te verkeren. Het is er gezellig.

Het is ook een eerlijke werkkamer, er heerst orde én chaos, het is een chique plek maar ook een beetje shabby.

Geschiedenis over mislukkingen

Eerlijk ook, omdat de plek naast de tastbare bewijzen van Mulisch’ successen, ook de sporen draagt van dat wat niet wilde lukken. Op zijn schrijftafel staan de boeken die hij raadpleegde bij het schrijven van De tijd zelf — de roman die hij maar niet op gang kreeg. Postuum alsnog gepubliceerd.

In dit laboratorium troffen de beheerders van zijn nalatenschap ook de vele versies aan van zijn roman De ontdekking van Moskou.

Dat boek intrigeert me al sinds ik een jaar of vijfentwintig geleden bij een antiquariaat een exemplaar kocht van De oer-aanslag (1994). Een facsimile-editie van de eerste aanzet tot Mulisch uiterst succesvolle roman De aanslag.

Dat succes bleek geboren uit een mislukking.

Al in 1961 begon Mulisch te schrijven aan wat De ontdekking van Moskou moest worden. In 1962 liep hij vast.

Hij werkte aan twee andere romans die in eerste instantie óók mislukten: De oogappel (later: De verteller) en De toekomst van gisteren (later: een non-fictieboek over het mislukken van die roman), tot hij in 194 terugkeerde naar De ontdekking van Moskou en er nog eens twee jaar aan werkte.

Hij blijft het proberen maar het boek gaat nergens heen. Wél plundert hij het eind jaren zestig voor het magistrale verhaal Paralipomena Orphica (van die schedel, ja).

In de inleiding van De oer-aanslag schrijft Mulisch:

Ik had inmiddels vijf versies van het weerbarstige verhaal, de ene nog gecompliceerder dan de andere, met personen en tijdperken die in elkaar vervloeiden (‘postmodern’ zou dat tegenwoordig genoemd worden), en in de maand april van het jaar 1981 begon ik aan een zesde.

En:

Wat bezielde mij? Ik wist dat ik mij in gevaar begaf. Ik had er al vier jaar van mijn schrijversleven in geïnvesteerd, en als ik niet oppaste zouden dat er nog veel meer worden. Maar ik kon mij niet bij een mislukking neerleggen. Niet alleen omdat ik die vier verspilde jaren niet kon verkroppen, ofschoon dat ook, maar omdat het kennelijk dieper zat: juist omdat die geschiedenis over mislukkingen ging, moest en zou zij lukken.

Ik schrik een beetje nu ik die woorden teruglees.

Want ik besef erdoor dat ik zelf ook een Moskou heb liggen.

Keep reading with a 7-day free trial

Subscribe to Schrijven met Ouariachi to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.

Already a paid subscriber? Sign in
© 2025 Jamal Ouariachi
Privacy ∙ Terms ∙ Collection notice
Start writingGet the app
Substack is the home for great culture

Share