Hallo allemaal,
Het maakte nogal wat los, het portret dat Volkskrant Magazine vorig weekend afdrukte, gewijd aan voormalig Rijksmuseum-directeur Wim Pijbes. Van onschuldige ijdeltuit tot narcistische boomer, de badinerende kwalificaties knalden in het rond op sociale media.
Rutger Bregman ergerde zich er in een interview bij Buitenhof aan dat Pijbes met het geld van een steenrijke Rotterdamse familie kunst mocht kopen in Parijs en zo tonnen over de balk smeet: “En ik dacht echt van: in het licht van deze tijden — je moet granaten kopen voor Oekraïne!”
Daar vond vervolgens ook weer iedereen wat van.
Los van Oekraïne, dat naar mijn idee inderdaad financiële en militaire steun verdient, zat ik me kapot te ergeren aan het zoveelste voorbeeld van Hollandse cultuurhaat. Je goeie geld uitgeven aan kunst, waar háálde die Rotterdamse familie, met Pijbes als loopjongen, het vandaan?!
Maar wat vooral ook onderbelicht bleef is hoe waanzinnig knap dat portret van Pijbes geschreven is — door journalist John Schoorl.
En om daar dan toch even de schijnwerper op te richten: in deze 49e aflevering van Schrijven met Ouariachi richt ik me op het technische meesterschap van deze Schoorl.
Als je deze nieuwsbrief waardevol vindt, dan kun je me steunen door nu en dan een kleine (of grote!) donatie te doen. Of schakel over op een ‘premium’ abonnement. Dan krijg je voor €5,- per maand (of een voordelige €50,- per jaar) toegang tot het hele archief én de schrijfcursus “Een verhaal in 10 weken”.
Een paar jaar geleden besprak ik voor NRC Schoorls bundel Buitenstaanders. Daar was ik erg enthousiast over, ik gebruik er tijdens schrijfcursussen of workshops graag voorbeelden uit om de techniek van de vrije indirecte rede mee te illustreren.
(Heel kort: de vrije indirecte is schrijven in de derde persoon, waarbij de schrijver zijn formuleringen laat kleuren door het karakter van het personage dat hij beschrijft.)
We zullen er dadelijk voorbeelden van zien, want ik wil dat portret van Wim Pijbes eens met jullie closereaden om te doorgronden wat Schoorl zoal voor literair geschut inzet om zijn studieobject te schetsen.
(Ik gebruik fragmenten — voor het hele interview moet je op de website van de Volkskrant zijn.)
Dingetjes
Onder de Eiffeltoren, in een opgewaardeerde feesttent op een van de belangrijkste kunstbeurzen van de wereld, is Wim Pijbes (62) in staat van ver-wer-ven. De Rotterdamse kunstpaus haalt zijn hand in alle rust langs zijn zorgvuldig uitgelijnde lok, terwijl bij het passeren van een galerie zijn oog valt op 'een aardig dingetje'.
Hier treffen we meteen al allerlei prachtigs. Die ‘opgewaardeerde’ feesttent, bijvoorbeeld, schept meteen een sfeertje van gebakken lucht: hier wordt iets simpels interessanter gemaakt dan het is.
Dan hebben we die rare constructie ‘in staat van ver-wer-ven’.
Waarom dat werkwoord zo is gespeld, ontdekken we dadelijk (het is een voorbeeld van de vrije indirecte rede), maar vergeet vooral ook die formulering ‘in staat van’ niet: dat geeft er een bijna mystiek tintje aan.
Er is die ‘zorgvuldig uitgelijnde lok’: hierdoor zullen een hoop lezers meteen al dat beeld in hun hoofd hebben gekregen van een ijdele man — terwijl er goed beschouwd natuurlijk niets mis mee is om een beetje zorgvuldige aandacht aan je haar te besteden.
De werkelijke killer is dat ‘aardige dingetje’. Er staan aanhalingstekens omheen, dus we kunnen aannemen dat Schoorl Pijbes hier letterlijk citeert, en zo krijgen we een inkijkje in de taal van deze man: hoe praat hij over kunstobjecten? Blijkbaar zijn dat voor hem ‘dingetjes’.
De prijs van het werk blijkt hoog (180 duizend euro), Pijbes druipt af met de woorden: ‘Let's go. Je moet niet lang blijven hangen. Kunsthandelaren ruiken het als je iets graag wilt hebben.’
Dit is interessant. Hier deelt een ervaren kunstkoper een opvatting over strategie met ons. En Schoorl toont die les in Pijbes’ eigen woorden.
Schaduwboksen
Er is een decor geschetst, we hebben het scènetje met de kunsthandelaar meegemaakt, en nu volgt dan een wat journalistiekere passage. Want waarom zijn we hier in Parijs? Pijbes is er ‘samen met directeur Anne Kremers van Fenix, museum voor migratie in Rotterdam’ om kunst te kopen.
Pardon, zeg ik het weer verkeerd, het is ver-wer-ven. Want verwerven is volgens Pijbes iets anders dan kopen, met als doel een collectie te verrijken. Het is een soort schaduwboksen binnen het heilige kwartet: de beurs, de galerie, het museum en de kunstenaar. Je loopt tegen leuke dingen aan in dat vierkant, volgens het door Pijbes bedachte 'prima vista-principe': als het wat is, dan zie je dat onmiddellijk.
Het wordt niet met zoveel woorden beschreven maar wel gesuggereerd, dat Pijbes Schoorl op dat woord ‘kopen’ gecorrigeerd heeft en dan nogal nadrukkelijk heeft uitgesproken hoe je het wél moet formuleren: ver-wer-ven.
Van wie is dat woord schaduwboksen?
Van wie de uitdrukking ‘het heilige kwartet’?
We weten het niet, maar ik heb toch het sterke vermoeden dat ze van Pijbes komen. Dat vermoeden wordt bevestigd door de zin die erop volgt: ‘Je loopt tegen leuke dingen aan in dat vierkant.’ Evenmin een letterlijk citaat, maar toch, die ‘dingen’ doen denken aan dat eerdere ‘aardige dingetje’.
Het leest op een of andere manier lekkerder als niet alles een citaat is, en misschien is het daarom wel dat die vrije indirecte rede hier wordt toegepast: we lezen in de derde persoon over Pijbes, maar wel opgeschreven in zijn eigen taal.
Je onderwerp niet kwijtraken
Pijbes, zo leren we verderop, geeft leiding aan de stichting Droom en Daad, opgezet door ‘de zeer rijke Rotterdamse familie Van der Vorm, eigenaar van de investeringsmaatschappij HAL’.
En dan lezen we:
Pijbes moest zich vorig jaar verantwoorden omdat uit publicaties in de Volkskrant en NRC duidelijk werd dat HAL de fiscus ontwijkt via belastingparadijzen. Hij noemde het 'een hele enge benauwende discussie', en vergeleek het met de consument die op Schiphol taxfree drank koopt, of in België goedkoper gaat tanken. 'Stel je voor dat elke stad in Nederland zo'n familie had. Ik zou het ze gunnen.'
Er zullen vast lezers zijn die op dit punt vinden dat Schoorl wel wat scherper had mogen doorvragen.
Ik vermoed dat hij dat niet doet om zijn onderwerp niet kwijt te raken. Stel je al te kritische vragen, dan gaat zo’n man op slot of vervalt in gerepeteerde antwoorden. Dat is prima voor andersoortig journalistiek werk, maar voor een portret als dit zou het niet werken.
Dat citaat van die ‘hele enge benauwende discussie’ is bovendien veelzeggend genoeg: het beeld van Pijbes als een (met zichzelf) tevreden man die vrolijk door de wereld raast, blijkt een schaduwzijde te hebben: dit is iemand die zich niet graag tot kritiek verhoudt. Zo’n man degradeert een serieuze kwestie tot een ‘hele enge benauwende discussie’.
Een eindje verderop lezen we dan weer over de positieve kant van de medaille:
Waar op te letten, hij vertelt het, wie wie is, en wat wat is. Hij levert als het ware de ondertiteling bij de beelden, en ontpopt zich tot wat de Amerikaanse president Barack Obama ooit over hem zei: 'My favorite museum guide.' Hij schudt handen met passanten, knikt erop los, knijpt in bovenarmen.
Door dit soort passages denk ik dat Schoorl er niet uitsluitend op uit is zijn studieobject belachelijk te maken. Hij laat hem zien in al zijn flair, en die observatie dat Pijbes ‘als het ware de ondertiteling bij de beelden’ levert, is sympathiek.
Zelfgebrande noten
We maken een sprong door tijd en ruimte, en bevinden ons nu hier:
Wim Pijbes zit opgewekt in een zijbeuk van zijn imposante kamer in het kantoor van de stichting Droom en Daad in Rotterdam, en daar tovert hij bij verrassing zomaar de kwintessens van zijn functioneren tevoorschijn: zelfgebrande noten.
‘Opgewekt’, staat er. Een woordje waar je zo overheen leest, maar het bevestigt opnieuw dit beeld van een man die lekker in zijn vel zit. Aanvarinkjes op die kunstbeurs in Parijs: die glijden makkelijk van hem af. Kritiek wimpelt hij weg.
Misschien is dat wel een van de eigenschappen waar zoveel lezers op sociale media zich aan ergerden: een man die niet te lang blijft dralen bij pech, die twee minuten later alweer vrolijk is. Je zou het een prettig soort geheugenverlies kunnen noemen. Benijdenswaardig.
We krijgen nu te lezen over Pijbes’ achtergrond. Zijn ouders hadden een kruidenier- en een delicatessenwinkel. De stap die vader Pijbes zette naar het zelf branden van noten. Een groot succes.
Zo simpel kan het zijn, legt Pijbes uit: ‘Ik weet dat ik daarin anders ben dan de rest, dan veel andere types in de kunst- en museumwereld. Ik stond niet voor niets als enige museumdirecteur jarenlang op de Volkskrant-lijst van Invloedrijke Nederlanders. Mensen kijken ervan op dat ik kunstgeschiedenis heb gestudeerd, ze denken dat ik commerciële economie of marketing heb gedaan. Ik ben van nature een marketeer, net als mijn vader, er moet publiek zijn.’
Zo wonderlijk kan tekst werken: als je eenmaal met de eigenschap ‘ijdelheid’ in je hoofd zit, zal er van deze alinea weinig anders in je hoofd blijven hangen dan dat zinnetje over die ‘Volkskrant-lijst van Invloedrijke Nederlanders’ — een prachtig lullige verspreking van iemand die zich wat verheven voelt boven het kleine, Hollandse gedoe, maar die tóch waarde hecht aan zo’n lijstje.
Opnieuw de keerzijde van de medaille: Schoorl laat nu weer positieve kanten van Pijbes aan bod komen, aan de hand van materiaal uit gesprekken met Pijbes’ intimi: zijn beste vriend, zijn vrouw (’Hard werken en een oog voor detail, alles moet perfect zijn. Geen brandmelder mag verkeerd hangen. Geen vlekje op je jas. Hij neemt geen genoegen met half werk.’), zijn broer Jan.
Deze Wim
Tja, en dan komt het toch het citaat waar we niet omheen kunnen:
'Het Rijksmuseum kreeg door mijn toedoen een on-Nederlandse allure', zegt Pijbes, en neemt een hap van zijn krentenbrood. Hij verwijst daarmee naar Elsevier Weekblad dat hem in 2013 tot Nederlander van het Jaar kroonde met de tekst 'de man die het Rijksmuseum weer allure gaf'. 'Het Rijks is grootser gaan denken, internationaler. Want waar kan Nederland nog trots op zijn? De Afsluitdijk. ASML. Deltawerken. Drie keer ja. Schiphol? Dat is steeds meer een winkelcentrum. Nederlandse politiek? Sorry hoor. Het Rijksmuseum torent er volledig bovenuit. En ik was als directeur daarvan de personificatie, want de vent maakt de tent. Deze Wim.’
Door in te zetten op deze verregaande internationalisering zegt hij te zijn toegetreden tot een inner circle, een select gezelschap Nederlanders in de kunsten, zoals Rem Koolhaas, Marlene Dumas, Ivo van Hove, Irma Boom en Iris van Herpen. 'Mensen die elkaar verstaan, en die zich succesvol op het buitenland richten, omdat het hier toch gekrabbel in de marge blijft (…).
Wanneer je als journalist dagenlang met iemand optrekt, kun je talloze citaten aanhalen, maar het zijn deze zinnen, deze zelfondermijnende uitspraken, die Schoorl geselecteerd heeft en die voor consistentie zorgen in wat we inmiddels vooral een psychologisch portret mogen noemen, al lijkt het aan de oppervlakte te gaan over de werkzaamheden van een gerenommeerde kunstpaus.
Let trouwens ook even op het heerlijke contrast tussen die ‘on-Nederlandse allure’ waar Pijbes over praat, en die ‘hap van zijn krentenbrood’: een contrast tussen woord en daad, tussen pretentie en de dagelijkse realiteit.
Een subliem detail.
Staccato
In wat volgt krijgt het portret meer het karakter van een interview. Pijbes is langer aan het woord, er zijn minder beschrijvingen. En toch neemt Schoorl niet helemaal genoegen met deze vorm.
Ronduit prachtig is de passage waarin hij Pijbes in diens eigen woorden een aantal projecten laat beschrijven:
Als hij de totstandkoming van allerhande culturele hoekstenen reconstrueert, verandert zijn taalgebruik in staccato, korte zinnen. Om nog maar eens te onderschrijven dat hij op tempo opereert, Macher zijnde. Hij omschrijft dat als: 'één plus één plus één is veel'.
-De Fenixloods. Poëtisch gebouw. Toplocatie. Bestuur enthousiast. Burgemeester ook. Gemeente doet mee. Pand verworven. Wilde iets ronds, vrouwelijks. Vond Chinese architect. Die zei: het draait om beweging. De Tornado. On the spot, meneer de architect, go! (Over aanschaf Fenixloods en inhuren architect Ma Yansong.)
(…)
-Op Art Basel, 2022. Ziet groot beeld. Beng! Een lief, zacht beeld. Hebben! Kopen! Dit is Rotterdam! Gotcha! Willen! Plek: Stationsplein. Voor iedereen te zien. Discussie met stedenbouwkundigen. Op zijn plek in 2023. De rest is geschiedenis. (Over het 4 meter hoge beeld van een jonge vrouw bij Rotterdam Centraal, Moments Contained van Thomas J. Price.)
Buitengewoon knap weergegeven, want spreek dit maar eens hardop uit. Je hóórt het Pijbes — via je eigen stem als medium — zeggen. Alles klopt: het ritme, het weglaten van woorden, de uitroeptekens.
Fenomenaal gedaan.
Wegwimpelen
Tegen het einde draait Schoorl de medaille nog één keer om, nu vrij uitgebreid. Wat eerder kort is aangestipt — Pijbes’ neiging om elke vorm van kritiek weg te wimpelen — krijgt nu ruim baan.
Een andere opposant vindt hij in de Rotterdamse gemeenteraad, met de Partij voor de Dieren (PvdD) voorop. Die partij hekelt Pijbes als iemand die het grote geld vertegenwoordigt, en in het geheim overleg voert met het college. Zo kopen de filantropen macht en invloed, zonder democratische controle, aldus de Partij voor de Dieren.
Pijbes haalt zijn schouders op over deze kritiek. 'Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. We zijn helemaal niet op zoek naar macht en invloed. Wat een bullshit! Ik heb te maken met goed geld, van mensen die de intrinsieke aandrang voelen om de wereld beter achter te laten. Het is eerlijk geld waarover belasting is betaald. Er is nu een frame bedacht dat het niet pluis zou zijn. Ik ben er heel vierkant in, en kort: oneens!'
Daarna heeft hij het over het onbegrip dat in Nederland heerst voor mensen die hun nek uitsteken, en dat zal een prachtige climax opleveren:
'Die kramp is geworteld in de Nederlandse cultuur. Iedereen houdt elkaar in de gaten, in dit kleine land. En dan is er ook nog het woke-spook. Dat woke doet het juist hier erg goed, omdat we een land zijn van teachers en preachers. Nederland waarschuwt nog één keer. Je moet bij de kudde blijven, anders word je uitgekotst. Dan gooi ik mijn kont tegen de krib. Ik hou van een beetje prikken, een beetje wimmen. Maar ik ben me ervan bewust dat ik onder een vergrootglas lig. Jazeker! Ik hou me niet in, al zijn er wel onderwerpen, zoals Palestina, Black Lives Matter of Extinction Rebellion, waarover ik mijn mening liever voor me houd. Dat is verstandig. Anders word je vertrapt door de kudde.'
Dat ene woordje ‘wimmen’.
Het is een schitterend slotakkoord van dit portret. Wim Pijbes is een man die zijn zelf gepercipieerde karakter vervat heeft in een naar zichzelf vernoemd werkwoord.
Ja, sorry. Dan ben je toch inderdaad wel een enórme ijdeltuit.
(Niet voor niets is het de titel geworden van dit prachtstuk: ‘Een beetje wimmen’.)
En Schoorl? Die laat het bestaan. Zonder oordeel. Maar het is wel gehoord. En opgeschreven.
We krijgen nog een soort epiloog te lezen. We zijn terug in Parijs. Deze keer wordt er wél een aankoop gedaan, herstel: er wordt werk ver-wor-ven.
Het verhaaltje is rond, Pijbes wordt nog even gespiegeld in de Italiaanse galeriehouder met wie hij een deal zal sluiten: ‘Een man met een paardenstaartje en hetzelfde goede humeur als Wim Pijbes, die ruikt dat er zaken gedaan gaan worden.’
Maar wat blijft hangen is dat ene werkwoord waarmee dit hele portret valt samen te vatten.
‘Wimmen’.
Dat was het voor deze week!
Genoten van John Schoorl? Ook dit weekend staat er van zijn hand er weer zo’n heerlijk portret in de Volkskrant, nu gewijd aan Pepijn Lanen van De Jeugd van Tegenwoordig.
Volgende week is het tijd voor een bijzondere aflevering: nummertje vijftig.
Je kunt me alvast feliciteren met die mijlpaal via een donatie of door over te schakelen op een ‘premium’ abonnement. Dan krijg je voor €5,- per maand (of een voordelige €50,- per jaar) toegang tot het hele archief én de schrijfcursus “Een verhaal in 10 weken”.
Tot volgende keer!
Jamal