Hoi,
De zomer is begonnen, de vakantietijd zit eraan te komen en dat geeft een hoop (aspirant-)schrijvers de gelegenheid om eindelijk weer eens werk te maken van die korte verhalen of die roman of dat autobiografische relaas.
Vorige week had ik het in dat verband over openingszinnen.
Deze week tip ik vier boeken die je kunnen helpen bij je schrijverij.
“Schrijven met Ouariachi” is geen AI-product, maar een door mensenhanden (de mijne!) in elkaar gezet werk van liefde. Om me daarbij te ondersteunen, kun je:
een donatie naar keuze doen en mijn eeuwige dank verwerven
een premium-abonnement op deze nieuwsbrief nemen. Dan krijg je voor €5,- per maand toegang tot:
het hele archief
de schrijfcursus “Een verhaal in 10 weken”
Een maand in Florida
Begin 2003 was ik vierentwintig jaar oud. In de voorgaande jaren had ik een paar keer een poging ondernomen een roman te schrijven.
Vaak verloor ik de moed al na enkele tientallen pagina’s.
Tot ik een idee kreeg dat ik zelf zo goed vond, dat ik besloot er eindelijk eens serieus werk van te maken.
In dat jaar 2003 vertrok mijn geliefde, die marine biologie studeerde, voor een aantal maanden naar de VS. Daar deed ze onderzoek naar zeeschildpadden, aan Florida Atlantic University in Boca Raton, zo’n 70 kilometer ten noorden van Miami.
Toen mijn zomervakantie begon (ook ik studeerde nog), vloog ik daar voor een maand heen om haar te bezoeken — met het vaste voornemen om dáár, op zo’n geestdodende universiteitscampus, en terwijl mijn geliefde overdag aan het werk was in het lab, de eerste versie te schrijven van een roman die voorlopig Pleijsterwerk! moest gaan heten (don’t ask).
Het schrijven lukte wonderwel, al waren de omstandigheden verre van ideaal.
Voor mijn werkzaamheden koos ik de universiteitsbibliotheek, waar de airconditioning op het vriespunt stond afgesteld terwijl buiten een permanente vochtige hitte van een graad of 35 heerste. Op den duur nam ik een lange broek en een wollen trui mee naar mijn werkplekje op de bovenste verdieping van de bieb.
Als het schrijven even niet wilde vlotten (of als mijn handen bevroren dreigden te raken), dan slenterde ik een beetje heen en weer langs de vele, vele boekenkasten daar in die bibliotheek. Zo ontdekte ik dat mijn werkplek zich vlak bij de afdeling Letterkunde bevond.
Behalve allerhande theoretische werken trof ik daar ook boeken aan die mijn schrijverij voorgoed zouden veranderen.
Ik noem er drie.
Juice
The Paris Review Interviews: een bundel met een selectie van de geweldige interviews in de reeks ‘The Art of Fiction’ van het literaire tijdschrift The Paris Review.
Van Dorothy Parker tot Jorge Luis Borges — deze uitvoerige, vaak diepgravende interviews geven een uitstekende kijk op hoe schrijvers hun werk zélf zien. Maar ook: hoe werken ze? Welke materialen gebruiken ze? Welke methode hanteren ze om vooruit te komen?
Er is te veel om te citeren, dus ik beperk me tot een klassieker uit het interview met Ernest Hemingway:
INTERVIEWER
Could you say something of this process? When do you work? Do you keep to a strict schedule?
HEMINGWAY
When I am working on a book or a story I write every morning as soon after first light as possible. There is no one to disturb you and it is cool or cold and you come to your work and warm as you write.
You read what you have written and, as you always stop when you know what is going to happen next, you go from there.
You write until you come to a place where you still have your juice and know what will happen next and you stop and try to live through until the next day when you hit it again.
You have started at six in the morning, say, and may go on until noon or be through before that. When you stop you are as empty, and at the same time never empty but filling, as when you have made love to someone you love. Nothing can hurt you, nothing can happen, nothing means anything until the next day when you do it again.
It is the wait until the next day that is hard to get through.
Inmiddels zijn er een stuk of vijf van die bundelingen verschenen (te beginnen met deze), met selecties uit die befaamde interviewreeks. Je kunt ze ook online lezen.
(Er is overigens ook ooit een flinke selectie in Nederlandse vertaling verschenen, samengesteld door wijlen Joost Zwagerman, nu alleen nog tweedehands te krijgen).
Pant after a chimera
Een van de mooiste vondsten in die universiteitsbibliotheek waren de brieven van Gustave Flaubert, bezorgd door Francis Steegmuller en uitgegeven in twee delen: 1830-1857 en 1857-1880.
‘Last night I began my novel,’ schrijft Flaubert op 20 september 1851 aan zijn minnares Louise Colet. En hij rekent meteen op problemen: ‘Now I foresee difficulties of style, and they terrify me. It is no small thing to be simple.’
Ik was daar in Florida zelf bezig met het schrijven van een boek waarvan ik dacht dat het misschien weleens mijn debuutroman zou kunnen worden — met de overmoed van de jeugd — en het was enorm bemoedigend om te zien dat een schrijver die algemeen gerekend wordt tot een van de grootste genieën uit de geschiedenis van de literatuur, óók worstelde. Elke dag weer.
Sometimes, when I am empty, when words don’t come, when I find I haven’t written a single sentence after scribbling whole pages, I collapse on my couch and lie there dazed, bogged in a swamp of despair, hating myself and blaming myself for this demented pride that makes me pant after a chimera.’ (24 april 1852)
What trouble my Bovary is giving me!’ (19 september 1852)
I want to cut my throat when I think that I shall never write the way I want, or set down a quarter of what I dream. (24 augustus 1853)
Die klaagzangen kun je larmoyant vinden, en dat zijn ze ook wel, maar voor een beginneling, een worstelaar, is het bijzonder troostrijk om te beseffen: een meesterwerk spuit niet in één golf uit het genie.
Het geniale zit hem erin, dat het niet in één keer gaat, dat het niet makkelijk gaat. Maar dat je tóch doorgaat.
Elke dag weer.
Overigens zijn er ook optimistische momenten, en strooit Flaubert regelmatig met klassiek geworden inzichten, zoals deze, over hoe de schrijver zich tot zijn roman dient te verhouden, volgens hem:
An author in his book must be like God in the universe, present everywhere and visible nowhere.
De brieven van Flaubert zijn ook in het Nederlands verschenen, in bundelingen waarvan de systematiek me enigszins ontgaat, maar die niettemin lezenswaardig zijn. Ze verschenen in de reeks Privédomein onder de titels Haat is een deugd en Geluk is onmogelijk.
Machinery
In de jaren vóór het grote succes van zijn roman Lolita gaf Vladimir Nabokov les aan de Amerikaanse universiteiten Wellesley en Cornell. Zijn colleges had hij uitgeschreven: hij las ze voor.
Die teksten zijn postuum gepubliceerd in de bundels Lectures on Literature, Lectures on Russian Literature en Lectures on Don Quixote.
In die eerstgenoemde bundeling behandelt Nabokov meesterwerken uit de Europese literatuur: Mansfield Park van Jane Austen, Bleak House van Charles Dickens, Madame Bovary van Gustave Flaubert, ‘The Strange Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde’ van Robert Louis Stevenson, De kant van Swann van Marcel Proust, De gedaanteverwisseling van Franz Kafka en Ulysses van James Joyce.
Nabokov’s visie op die werken is uniek. De bundel staat vol met gevleugelde uitspraken, zoals: ‘In reading, one should notice and fondle details.’
Of: ‘Great novels are great fairytales.’
Of: ‘The beauty of a book is more enjoyable if one understands its machinery, if one can take it apart.’
Wat Nabokov doet, is schrijftechnieken blootleggen en daarmee: details, patronen, motieven. Hij wil dat zijn studenten de nieuwe wereld die elke goede roman toont, eerst grondig bestuderen. Dan, en alleen dan pas, kun je eventueel algemene uitspraken over een boek doen.
Door te laten zien wat ‘een goede lezer’ is, of, anders gezegd, hoe je het beste een boek kunt lezen, laat Nabokov óók zien wat een goede schrijver is: de schrijver die de betovering bewerkstelligt die hij in deze colleges hartstochtelijk analyseert.
Bonus
Een boek dat ik niet in de universiteitsbibliotheek vond maar gewoon in mijn koffer had meegenomen naar Florida, omdat het net was verschenen, was Engelenplaque van A.F.Th. van der Heijden, een verzameling dagboeknotities uit de jaren 1966-2003.
Je ziet de schrijver als jongeman met ambities die nog niet uit de verf komen. Je ziet hem zoeken, dwaalwegen inslaan, aan grootspraak doen.
En dan ineens schiet hij raak. In 1978 verschijnt zijn debuut, de verhalenbundel Een gondel in de Herengracht.
Maar Van der Heijden is geen schrijver die dan achterover gaat leunen. Hij publiceert de eerste delen van zijn romancyclus De tandeloze tijd, hij begint zijn werkruimte zo in te richten dat hij aan verschillende projecten tegelijk kan werken. (‘Al het liggende moet op de een of andere manier afkomen — het doet er niet toe in welke volgorde.’)
In het jaar 1988 zie je hem werken aan de slothoofdstukken van zijn roman Het leven uit een dag, terwijl zijn zoontje Tonio wordt geboren, en de jonge vader elke dag weer, vechtend tegen de vermoeidheid, naar zijn werkkamer gaat om zijn roman af te maken.
Hij ontwikkelt plannen voor nieuwe romans, hij stelt contracten met zichzelf op om zich te disciplineren, hij werkt door tijdens vakanties en soms sluit hij zich voor maanden op in een hotel ver van huis om niets anders te doen dan schrijven.
In de fragmenten uit 1990 zien we Van der Heijden bezig met de afronding van zijn meesterwerk Advocaat van de hanen. Tijdens dat proces recapituleert hij voor zichzelf de ontstaansgeschiedenis van dat boek en de veranderingen die hij gaandeweg aanbracht.
Alleen al de passage waarin hij de openingszin van Advocaat van de hanen analyseert, zou verplichte kost moeten zijn voor beginnende schrijvers.
Hij had er beter aan gedaan van al zijn zinnen uitsluitend de reuk en de smaak te vertrouwen, en dan nog alleen in zoverre ze hem zijn eigen verrotting lieten ruiken en proeven: wat zijn oor ving was meestal onherkenbaar vervormd door de angst, onder zijn aanraking kregen de dingen onmiddellijk een andere huid, terwijl zijn ogen ook wijdopen niet veel anders meer zagen dan het schouwspel dat zijn vergiftigde brein voor zichzelf opvoerde.
[…]
Is het nodig de zin zo te laten uitdijen? Had na ‘proeven’ niet een nieuwe zin kunnen beginnen? Nee. De hele mededeling, tot en met ‘proeven’, vraagt op dwingende wijze om een nadere verklaring: waarom zijn de andere zinnen niet betrouwbaar (of liever, nog onbetrouwbaarder dan reuk en smaak)?
Het woord ‘zinnen’ (tiende woord) had ik liever vervangen gezien door ‘zintuigen’, maar strikt genomen – zie Van Dale – zou op ‘zintuigen’ ‘de neus en de tong’ moeten volgen, wat ik niet mooi vind. Bovendien, neus en tong zijn te veel de fysieke instrumenten van reuk en smaak, te veel de zichtbare en tastbare dingen; voor mijn gevoel zijn reuk en smaak meer verborgen, liggen ze dieper, en zijn ze eerder te beïnvloeden door het ‘vergiftigde brein’. Hoe dan ook, ‘zinnen’ blijft een ongelukkig woord; op belachelijke wijze identiek met heel andere ‘zinnen’. Ik zal de kwestie aan Jan Kuijper voorleggen. Misschien pakt Van Dale té puristisch uit in dezen. Ik doe het er voorlopig mee.
Zwak – of misplaatst ironisch – vind ik bij nader inzien de aanloop tot de zin: ‘Hij had er beter aan gedaan...’ Dit is een soort hoofdschuddende constatering van een Alwetende Verteller. Een raadgeving achteraf, en tegen beter weten in, want juist vanwege het delirium zou de ‘hij’ nooit geweten hebben waarin wel en waarin niet te vertrouwen: hij is eenvoudig aan zijn wanen overgeleverd.
Zo hoor je naar je eigen werk te kijken, als schrijver.
Met afstand.
Genadeloos als het moet, tevreden pas als je er écht goed over hebt nagedacht.
Propedeuse
De interviews uit The Paris Review.
De brieven van Flaubert.
De colleges van Nabokov.
De dagboeken van Adri van der Heijden.
Voor mij vormden die boeken een leerschool der schrijverij, en toen ik in de maanden die volgden de adviezen die ik uit die boeken peurde, in de praktijk bracht, leerde ik zo enorm veel over schrijven — dat ik het boek waaraan ik werkte uiteindelijk, na drie jaar werk, mislukt vond.
Gelukkig kreeg ik toen het idee voor wat daadwerkelijk mijn debuutroman zou worden, De vernietiging van Prosper Morèl.
Maar mijn propedeuse in de literatuur had ik binnen.
Dat was het voor deze week.
Vermakelijk? Leerzaam?
Doe jezelf dan een plezier en neem een premium-abonnement op deze nieuwsbrief. Dan krijg je voor €5,- per maand toegang tot het hele archief, de schrijfcursus “Een verhaal in 10 weken” én The Satanic Verses Leesclub.
Of doe mij een plezier en maak een donatie naar keuze over — wat uiteindelijk ook een vorm van jezelf een plezier doen is, want daarmee zorg je ervoor dat deze nieuwsbrief kan blijven bestaan.
Tot volgende keer!
Jamal Ouariachi