‘When you admire a writer you become curious. You look for his secret. The clues to his puzzle.’
The Ghost Writer, Philip Roth
Hallo lezer,
Afgelopen week herlas ik een roman van een van mijn favoriete schrijvers: The Ghost Writer (1979) van Philip Roth. En ik was weer enorm onder de indruk: wat een rijkdom, in stijl, in conceptie, in humor, in visie.
In het onderstaande probeer ik stap voor stap na te gaan hoe Roth zijn verhaal opbouwt, welke elementen hij met elkaar verbindt, welke geheimen uit het schrijverslaboratorium hij toepast.
Voor de lezers die mijn aanpak niet kennen: ik doe aan plotspoilers. Je kunt een boek niet serieus bespreken zonder het als geheel te beschouwen. Vind je dat vervelend? Lees het boek dan eerst en daarna pas mijn opmerkingen.
Je kunt me steunen bij het maken van deze nieuwsbrief door een donatie te doen of door over te schakelen op een ‘premium’ abonnement: dan krijg je voor €5,- per maand (of een voordelige €50,- per jaar) toegang tot het hele archief én de schrijfcursus “Een verhaal in 10 weken”.
Snelkookpan
The Ghost Writer is een roman van 178 pagina’s, opgedeeld in vier lange hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk, getiteld ‘Maestro’, begint als volgt:
It was the last daylight hour of a December afternoon more than twenty years ago—I was twenty-three, writing and publishing my first short stories, and like many a Bildungsroman hero before me, already contemplating my own massive Bildungsroman—when I arrived at his hideaway to meet the great man.
Het is december 1956 en de jonge Joodse schrijver Nathan Zuckerman is door zijn grote idool, de eveneens Joodse schrijver E.I. Lonoff, uitgenodigd voor een bezoekje aan diens afgelegen landhuis in het noordoosten van de VS. Lonoff woont daar, in afzondering van de literaire wereld, met zijn vrouw Hope.
In die openingszin introduceert Roth meteen allerlei belangrijke elementen. Het woord ‘Bildungsroman’ valt en daarmee legt de auteur meteen zijn kaarten op tafel: The Ghost Writer ís een Bildungsroman, een roman over een jonge schrijver die zich los probeert te weken van zijn Joodse achtergrond, maar daar via de weg van de fictie juist dubbel en dwars mee geconfronteerd wordt.
Het is december: door het hele boek heen richt Roth nu en dan de aandacht op het weer, op de sneeuw, later zelfs sneeuwstorm, en het is die woelige buitenwereld die van de binnenwereld een ‘crucible’ of snelkookpan maakt (die term heb ik eerder besproken in deze aflevering van Schrijven met Ouariachi).
En ja, de druk in die snelkookpan zal weldra flink worden opgevoerd. Eraan ontsnappen is nauwelijks mogelijk.
(Het woord ‘hideaway’ in de openingszin zal trouwens nog een speciale betekenis verkrijgen, gaandeweg…)
Vaders
De grote schrijver Lonoff blijkt eruit te zien als een schoolconciërge. De woonkamer van zijn huis is keurig en eenvoudig, en dat maakt meteen al indruk op Nathan:
Purity. Serenity. Simplicity. Seclusion. All one’s concentration and flamboyance and originality reserved for the grueling, exalted, transcendent calling. I looked around and I thought, This is how I will live.
Tot Nathans ongemak begint Lonoff hém naar zijn leven te vragen, maar wat voor belangwekkends kan een jongeman van drieëntwintig aan eentje van zesenvijftig vertellen? Hij heeft een brave jeugd gekend, is gaan studeren, heeft in dienst gezeten, en werkt sindsdien als colporteur van tijdschriftabonnementen. Daarnaast schrijft hij zijn korte verhalen, met enig succes. Deze winter verblijft hij een aantal maanden in een kunstenaarscolonie, Quahsay, om te schrijven.
From Quahsay I had sent Lonoff the literary quarterlies that had published my stories—four so far—along with a letter telling him how much he had meant to me when I came upon his work “some years ago” in college.
Er hangt voor Nathan nogal wat af van dit bezoek. Het is altijd spannend om een grote held te ontmoeten, maar Nathans ambities reiken nóg hoger:
For I had come, you see, to submit myself for candidacy as nothing less than E.I. Lonoff’s spiritual son, to petition for his moral sponsorship and to win, if I could, the magical protection of his advocacy and his love.
Toe maar, ontbeert Nathan soms een echte vader? Nee.
Of course, I had a loving father of my own, whom I could ask the world of any day of the week, but my father was a foot doctor and not an artist, and lately we had been having serious trouble in the family because of a new story of mine.
Wat staat hier toch weer een hoop, in slechts één lange zin.
Een vader die ‘foot doctor’ is, dat klinkt toch anders dan een vader die hartchirurg is, dus hier wordt iets gesuggereerd van een op klasse gebaseerd minderwaardigheidsgevoel.
En dan is die vader ook nog eens geen kunstenaar, en dat leidt automatisch al tot onbegrip en wellicht een generatieconflict, maar er is dus ook iets concreets aan de hand, rond een verhaal dat Nathan geschreven heeft.
Wat precies, dat houdt Roth nog even achter.
Ik bespreek deze eerste pagina’s van het boek in het nodige detail, omdat Roth meteen al zoveel zaadjes plant: wat is dat conflict tussen Nathan en zijn vader? Wat wil de jonge schrijver van de oude schrijver, en komen die twee nader tot elkaar of ontstaat hier straks een conflict tussen mentor en pupil?
Vragen, vragen, en we zijn pas net begonnen.
Een knappe jonge vrouw
We bevinden ons voorlopig in één lange, overkoepelende scène, waarin Roth zich korte flashbacks veroorlooft naar eerdere momenten uit Nathans leven, en en passant geeft hij ook nog een literaire verhandeling over het werk van Lonoff ten beste.
Ondertussen vuurt Lonoff vraag na vraag af op Nathan over diens tijdschriftenwerk. Maar dan opent mevrouw Lonoff, die zich tot dan toe op de achtergrond heeft gehouden, de deur naar de studeerkamer en gunt Nathan zo een blik op een knappe jonge vrouw die daar, op het tapijt gezeten, bezig is met papierwerk.
Is het Lonoffs dochter? Nathan, nogal vurig en ongeremd op amoureus gebied, begint meteen te dagdromen over een huwelijk — een huwelijk met de dochter van zijn grote held.
Maar dan wordt de deur weer gesloten. Voor de tweede keer, na het vluchtig aanstippen van het conflict tussen Nathan en zijn vader, brengt Roth hier heel geraffineerd een element van spanning in. Want dit vluchtige beeld, van die jonge vrouw op het tapijt in de werkkamer, laat Nathan voorlopig niet los.
Zinnen omdraaien
Lonoff is inmiddels aan het vertellen over zijn werkwijze.
I turn sentences around. That’s my life. I write a sentence and then I turn it around. Then I look at it and I turn it around again. Then I have lunch. Then I come back and write another sentence. Then I have tea and turn the new sentence around.
Het is een leven van totale eentonigheid en monomanie — maar het klinkt in Nathans oren als de hemel.
Het enige wat Lonoffs routine doorbreekt is dat hij twee middagen per week lesgeeft op het nabije Athene College. Nu durft Nathan te vragen of hij kinderen heeft, en ja, dat is zo, maar die zijn al zo lang volwassen, dat de jonge vrouw of het meisje in de studeerkamer onmogelijk Lonoffs dochter kan zijn.
Het raadsel blijft voorlopig in stand.
Na enige tijd, terwijl Lonoff en Nathan verder praten, komt de jonge vrouw tevoorschijn uit de studeerkamer en wordt voorgesteld als Amy Bellette, een voormalig student van Lonoff die voor de bibliotheek van Harvard werkt en een paar dagen bij de Lonoffs verblijft om oude manuscripten van de grote schrijver te ordenen.
Zodra Amy begint te praten neemt Nathan een ‘faint foreign accent’ waar.
Lonoff begint zich intussen te ontwikkelen als een prachtig, grotesk personage. De zinnendraaier. De monomane kluizenaar. Als Amy vertelt over een kort verhaal waarvan ze in de archieven zevenentwintig verschillende versies heeft ontdekt, luidt Lonoffs gortdroge commentaar: ‘To get it wrong so many times.’
Amy vertrekt naar een eetafspraak. De twee schrijvers doen haar uitgeleide. Buiten waait het, er valt wat sneeuw. Als Amy vertrokken is durft Nathan zich een ‘schalkse’ opmerking te veroorloven: ‘I don’t think I could keep my wits about me, teaching at a school with such beautiful and gifted and fetching girls.’
Lonoffs antwoord is wederom verpletterend droog: ‘Then you shouldn’t do it.’
Diner
Eenmaal aan tafel met Lonoff en zijn vrouw vertelt Nathan over de kunstenaarskolonie waar hij sinds enkele weken verblijft. Hoe heerlijk het is om daar alleen maar met schrijven bezig te kunnen zijn.
Lonoff is sceptisch: ‘If your life consists of reading and writing and looking at the snow, you’ll wind up like me. Fantasy for thirty years.’
Nu bemoeit de schuchtere echtgenote van Lonoff, Hope, zich met het gesprek, een vrouw met een hevig vermoeid gezicht — tot Nathans verbazing: ‘I just couldn’t believe that she could look so worn from living alongside E.I. Lonoff while he wrote short stories for thirty years.’
Voor Nathan is het monomane leven van Lonoff een nastrevenswaardig ideaal en hij kan niet geloven dat samenleven met zo’n monomane figuur veeleisend kan zijn.
Hope vindt dat Lonoff niet zo karig over zijn eigen werk moet oordelen. Er volgt een wat ongemakkelijk gesprek tussen de echtelieden. Het ongemak groeit: we weten allemaal hoe verschrikkelijk het is om getuige te zijn van een echtelijke ruzie, en als een van de twee ruziemakers dan ook nog eens je grote held is, wil je natuurlijk helemáál verdwijnen.
De zin waarin de totale escalatie plaatsvindt is schitterend.
De huwelijkse spanning is tot nu toe redelijk onderhuids gebleven, de echtelieden hadden er nog overheen kunnen praten, Lonoff probeert er ook daadwerkelijk een punt achter te zetten met een eenvoudig ‘Enough.’
Maar dan gebeurt er dit:
With that, she rose to begin to clear the dishes for dessert, and all at once a wineglass struck the wall. Hope had thrown it.
En na die plotse scherven volgt ook een uitbarsting in woorden. Hope bijt haar echtgenoot toe dat hij haar maar moet inruilen voor ‘die ander’, en die ander, dat is Amy Bellette. Want zijzelf houdt het leven met deze strikte, monomane man niet meer vol. ‘You nobility is eating away the last thing that is left!’ schreeuwt Hope, en: ‘Chuck me out! Please, now, before your goodness and your wisdom kill us both!’
En daar kapt Roth de scène af.
Lijmen
De heren drinken een cognacje bij het haardvuur en in de nu ontstane rust, zet Roth de komedie vol in. Hij beschrijft wat er aan dit vredige moment voorafging: hoe Lonoff, duidelijk geen groot drinker, per se de juiste glazen wil hebben voor de cognac. Kijk even mee hoe Roth dat neerzet:
After a systematic search he finally found them at the rear of the bottom cabinet in the foyer breakfront. “A gift,” he explained, “I thought they were still in the box,” and took two into the kitchen to wash away dust that seemed to have been accumulating since the time of Napoleon, whose name was on the sealed brandy bottle.
Dit is prachtig: een man die ‘systematisch’ zoekt naar het juiste type glazen; de dikke overdrijving van het stof op die glazen dat zich verzameld heeft sinds de tijd van Napoleon; en dan ook nog de suggestie, onuitgesproken, waar dat stof voor staat: deze man ontvangt bijna nooit bezoek, hij is alléén maar met zijn werk bezig.
Op de ruzie aan tafel heeft Lonoff overigens op geen enkele manier gereageerd. Nadat Hope van tafel is gerend, ruimen Nathan en hij zwijgend de glasscherven op, en de scherven van een schaal die ook is gesneuveld. Dat gaat zo:
Lonoff, groaning slightly from the effort, brushed the glass into a dustpan and retrieved the saucer from beneath the dining table. It had broken neatly in two, and after inspecting the edges he observed, “She can glue it.”
Ik weet niet, lezer, hoe dit op jou overkomt, maar ikzelf heb gebulderd om dat zinnetje, “She can glue it”, maar dat is niet omdat het op zichzelf zo grappig is.
Het heeft te maken met de lange aanloop, de zenuwen die er toch al waren bij Nathan, hij wil zich zo goed mogelijk voordoen, en dan lijkt hij een beetje ontspannener te worden en is het tijd voor het diner, en dan blijken zijn gastheer en gastvrouw niet zo geneigd zich beter voor te doen dan ze zijn. Ongemak op het randje van hilariteit (niet lachen, niet lachen!). Dan volgt die explosie van woede en verdriet — en Lonoff? Die reageert niet. Het enige wat hij bij het opruimen zegt: “She can glue it.”
Dit is het mooie én het lastige van de humor in Roths werk. De meeste grappen kun je niet zomaar aan iemand navertellen: je hebt die complete, zorgvuldige opbouw nodig.
Serieus beginnen. Een passage waar je even om moet glimlachen. Iets verder: je grinnikt hardop. Iets verderop weer een grinnik, en zelfs terwijl je verder leest moet je opnieuw grinniken om wat je daarnet las. En dan, nadat een sfeer van aanzwellende hilariteit is gecreëerd, neemt Roth je bij de kladden en dan lukt het hem om met één droge opmerking de bulderlach uit je los te trekken.
Contrast
Nathan en Lonoff keuvelen verder over literatuur en dan komt ook de schrijver Felix Abravanel ter sprake, in elk opzicht het tegendeel van Lonoff: werelds, extravert, charmant, een overdonderende persoonlijkheid, of, zoals Nathan het in gedachten noemt: “He was like California itself—to get there you had to take a plane.”
Er volgt een lange flashback naar een ontmoeting die Nathan enkele jaren eerder met deze andere grote Joodse schrijver heeft gehad — een eerdere poging een ‘literaire vader’ te paaien, maar minder succesvol, en daarna besloot hij Lonoff te benaderen.
Lonoff-Abravanel: Roth zet het contrast prachtig neer, en het is wat hij vaak doet om de kleurenrijkdom van zijn vertelling te vergroten. Contrasten aanbrengen. Niet zuinig, nee, extreem, met volle inzet van middelen.
Werkkamer
Na die lange Abravanel-episode keren we als volgt terug naar de avond met Lonoff: ‘Outside, it was like a silent-film studio, where they made snowstorms by hurling mattress wadding into a wind machine.’
Onder zulke omstandigheden lijkt het Lonoff beter als Nathan blijft overnachten. De dialoog waarin dat gebeurt is, zoals vrijwel alle dialogen in The Ghost Writer, vervuld van wat Donald Maass ‘micro-tension’ noemt (ik schreef daar onlangs dit over).
Elke regeltje dialoog is geladen met tegenstrijdige gevoelens en gedachten. Hoe bescheiden Nathan ook wil overkomen, hij neemt uiteindelijk het aanbod aan en krijgt niets minder dan Lonoffs werkkamer toegewezen, waar een bed staat.
Wat zou jij doen, lezer, als je een avond en een nacht mocht doorbrengen in het heiligdom waar je grote held zijn kunst creëert?
Hebzuchtige Joden
Nathan Zuckerman kan in ieder geval, in het tweede hoofdstuk van The Ghost Writer, de slaap niet meteen vatten. Het is ook nog vroeg, Lonoff heeft zich teruggetrokken om zich aan zijn dagelijkse portie van drie uur (!) leeswerk te wijden.
Nathan maakt eerst maar eens een lijst van alle boeken die hij in de werkkamer ziet staan. Hij noteert ook alles wat hij van zijn gesprek met Lonoff heeft onthouden. Daarna probeert hij een brief te schrijven aan zijn vader — en dat brengt ons bij die eerder al kort aangestipte episode die nu volop de ruimte krijgt.
Een van Nathans nieuwste verhalen, ‘Higher Education’, is gebaseerd op een familievete van jaren geleden, waarbij strijd gevoerd werd om een erfenis.
De tot dan toe zo brave Nathan heeft alles wat hij schreef altijd aan zijn ouders laten lezen en nu, voor het eerst, zijn ze er minder enthousiast over. Waarom de familiegeheimen zo gedetailleerd aan de openbaarheid prijsgeven? Waarom alle betrokkenen als hebzuchtige Joden neerzetten?
Tijdens een bezoek aan zijn ouders, enkele weken voor zijn ontmoeting met Lonoff, krijgt Nathan van zijn vader de volle laag. Het is wederom een prachtige, lange dialoog. Een schrijnende dialoog vooral.
De schrijver moet in alle vrijheid kunnen schrijven over elk onderwerp dat hij maar belieft uit te kiezen — ja, dat vind ik, dat vond ook Philip Roth, en toch weet hij de argumentatie van Nathans vader eerlijk en overtuigend neer te zetten:
“If you were going to turn out to be nobody, I wouldn’t be taking this seriously. But I do take you seriously—and you have to take yourself seriously, and what you are doing.”
In die woorden ligt een hoofdthema van The Ghost Writer vervat: je schrijverschap serieus nemen en de consequenties van wat je schrijft aanvaarden.
Sommige teksten van de vader kunnen zo op een tegeltje: ‘People don’t read art—they read about people,’ zegt hij, om zijn punt te maken. ‘And they judge them as such. And how do you think they will judge the people in your story, what conclusions do you think they will reach?’
En verderop:
“Nathan, your story, as far as Gentiles are concerned, is about one thing and one thing only. Listen to me, before you go. It is about kikes. Kikes and their love of money. That is all our good Christian friends will see, I guarantee you.”
‘Eerlijke representatie’
Het blijft niet bij die ruzie.
Nathans vader benadert een rechter, Leopold Wapter, die een bekende en gerespecteerde figuur is in de Joodse gemeenschap van de stad waar Nathan is opgegroeid, Newark. De man heeft ooit eens een aanbevelingsbrief voor Nathan geschreven om hem op de universiteit te krijgen, en is nu bereid het verhaal te lezen en een poging te ondernemen Nathan op andere gedachten te brengen.
Die brief is een gewiekst staaltje retorica. Complimenteus, onderhoudend, intelligent. De rechter verklaart hoezeer hij een voorstander is van artistieke vrijheid.
Maar hij begint ook over de verantwoordelijkheid van de kunstenaar. En om die reden heeft hij, samen met zijn vrouw, een vragenlijst opgesteld en hij hoopt dat Nathan één uurtje de tijd neemt om die vragen te overdenken en te beantwoorden.
Afsluiter:
I would like to think that if and when the day should dawn that you receive your invitation to Stockholm to accept the Nobel Prize, we will have had some small share in awakening your conscience to the responsibilities of your calling.
In een PS wordt Nathan nog aangeraden de Broadway-bewerking van het dagboek van Anne Frank te gaan bekijken. (Die suggestie blijkt niet onvruchtbaar, de verwijzing naar Anne Frank zal nog lang blijven hangen bij Nathan.)
En dan volgt de vragenlijst, en die knalt er meteen hard in met ‘If you had been living in Nazi Germany in the thirties, would you have written such a story?’
Er volgen razend makende vragen als: ‘Would you claim that the characters in your story represent a fair sample of the kinds of people that make up a typical contemporary community of Jews?’ — alsof literatuur daarvoor bedoeld is, voor ‘eerlijke representatie’.
Het is een vraag die associaties oproept met hedendaagse kritiek, vaak vanuit de woke-hoek, over representatie van minderheden, waarbij positiviteit altijd het doel is, niet de eerlijkheid van de representatie. Dat maakt het punt zo vals.
Nathan is woedend en beantwoordt de brief niet, wat tot een verergering van het conflict met zijn ouders leidt, geillustreerd door een telefoongesprek met zijn wanhopige moeder, dat als volgt eindigt:
“Oh, I can’t believe this is you.” (zegt zijn moeder)
“It is me!”
“But—what about your father’s love?”
“I am on my own!”
Ongelofelijke wending
We zijn weer in de werkkamer van E.I. Lonoff. Laat op de avond hoort Nathan hoe Amy terugkeert van haar etentje, maar hoezeer hij ook zit te azen op die mooie jonge vrouw, er gebeurt verder niks.
Hij ligt daar, in zijn onderbroek, op het bed in de werkkamer, en dan staat er:
Virtuous reader, if you think that after intercourse all animals are sad, try masturbating on the daybed in E.I. Lonoff’s study and see how you feel when it’s over.
Zo kennen we Roth weer!
Uit schuldgevoel gaat Nathan maar een kort verhaal lezen van Henry James, waaruit Lonoff een citaat heeft overgeschreven en boven zijn schrijftafel heeft opgehangen:
We work in the dark—we do what we can—we give what we have. Our doubt is our passion and our passion is our task. The rest is the madness of art.
Na een kleine verhandeling over dat verhaal, “The Middle Years”, van James, hoort Nathan opnieuw gerucht boven zijn hoofd. Staand op het heilige bureau van zijn held kan hij net een conversatie afluisteren tussen Lonoff en Amy, tussen wie blijkbaar iets gaande is geweest, iets wat Amy wil voortzetten, maar Lonoff is er stellig in dat hij hun affaire wil afbreken—vanwege Hope.
Deze wending is voor Nathan ongelofelijk: de stugge, monomane Lonoff! De man die geen leven heeft buiten zijn schrijverij, de man die onleefbaar is geworden voor zijn eigen vrouw.
Nathan raakt gefrustreerd over hoe dun zijn verbeelding is, dat hij zo verrast kan zijn door de werkelijkheid.
Oh, if only I could have imagined the scene I’d overheard! If only I could invent as presumptuously as real life!
Die woorden blijken meer dan een verzuchting.
Ze zijn een voornemen.
Rommelen met een echt levensverhaal
In het derde hoofdstuk begint het gevaarlijkste gedeelte van The Ghost Writer. Wat Philip Roth hier doet, zou kunnen uitpakken als een exercitie in smakeloosheid.
We beleven dit hoofdstuk vanuit het perspectief van Amy Bellette en al gauw komen we erachter dat zij in feite Anne Frank is, die in concentratiekamp Bergen Belsen niet overleden blijkt. Ze komt uit de oorlog in de veronderstelling dat niemand van haar familie nog leeft en om te vergeten wat er gebeurd is, verandert zij haar naam in Amy Bellette.
Ze verblijft in pleeggezinnen in Engeland. Dankzij de inspanningen van E.I. Lonoff, aan wie ze een bewonderende brief heeft geschreven, komt Amy/Anne in de VS terecht. Pas daar ontdekt zij dat haar vader nog leeft en dat hij haar onderduikdagboek als boek heeft uitgegeven.
Amy overweegt zich alsnog bekend te maken als wie zij werkelijk is, zodat zij met haar vader herenigd kan worden (ja, opnieuw een belangrijke vaderfiguur—de thematische lijnen lopen door heel The Ghost Writer heen).
Maar de groeiende schare lezers van Het Achterhuis doet haar anders beslissen: de indrukwekkende kracht van het dagboek zou verloren gaan als zou blijken dat Anne Frank nog leeft. Het is een onmogelijk dilemma: een betekenisvol, steeds wereldberoemder boek ontkrachten — of haar vader weer zien?
Roth speelt hoog spel. Kun je dit zomaar doen — met het échte levensverhaal rommelen van een Holocaust-slachtoffer?
Het kan, omdat Roth zo’n onwaarschijnlijk goede schrijver is. Hoe doet hij het?
Hij suggereert al vanaf het begin van het hoofdstuk met subtiele aanwijzingen dat wat we hier lezen een fantasie van Nathan Zuckerman is, en dat zal in het volgende hoofdstuk ook zo blijken te zijn. Maar dat is niet genoeg.
Roths toon verandert totaal in dit hoofdstuk. De humor verdwijnt in de coulissen. De opgewonden stijl maakt plaats voor ingetogen zinnen die, gelardeerd met citaten uit het echte dagboek van Anne Frank, volledig recht doen aan het drama zoals het zich in werkelijkheid heeft afgespeeld.
Maar ook dat is niet genoeg. Waarom zou je Anne Frank als personage opvoeren in een roman?Er is een passage waarin Amy overweegt hoe weinig ‘typisch Joods’ zij en de rest van het gezin Frank waren. Een liedje zingen ter gelegenheid van Chanukah, een paar Hebreeuwse woordjes, nu en dan een kaarsje opsteken — veel meer had het niet om het lijf.
En in die ‘gewoonheid’ zit de kracht van het dagboek, bedenkt Amy:To expect the great callous and indifferent world to care about the child of a pious, bearded father living under the sway of the rabbis and the rituals—that was pure folly. To the ordinary person with no great gift for tolerating even the smallest of differences the plight of that family wouldn’t mean a thing. To ordinary people it probably would seem that they had invited disaster by stubbornly repudiating everything modern and European—not to say Christian. But the family of Otto Frank, that would be another matter!
Het is een bitter perspectief op de mensheid, en helaas van alle tijden: dat we ons makkelijker kunnen verplaatsen in het leed van mensen die op ons lijken, dan in mensen die er anders uitzien of andere gebruiken kennen.
Maar Roth legt ook, impliciet, een verbinding met de problemen waar Nathan Zuckerman tegenaan loopt met het korte verhaal dat zijn ouders en Judge Wapter en diens vrouw zo kwaad heeft gemaakt. Zuckerman schrijft over gewone, en dus ook over minder fraaie menselijke eigenschappen van Joden. En volgens zijn critici geeft hij daarmee voeding aan antisemitische sentimenten.
Het is een probleem waar Roth zelf ook tegenaan liep, met zijn vroege korte verhalen en ook met zijn doorbraakroman Portnoy’s Complaint: nazi’s zouden smullen van zulke representaties van Joden, luidde de kritiek, maar als je de lijn van die gedachtegang doortrekt, zou je als schrijver Joden alleen als heiligen mogen opvoeren, niet als normale mensen, met al hun normale onhebbelijkheden en hun normale fouten.
Hoe moet je als schrijver met een Joodse achtergrond over Joden schrijven? Dat is de vraag die Roth in The Ghost Writer verkent en hij doet het op een manier die het ongemak op volle kracht op je afvuurt, op een manier die je in verwarring achterlaat.
Het antisemitisme zit niet in een verhaal over Joden, het antisemitisme zit in antisemieten die in een verhaal over normale mensen aanleiding zien om die mensen te verketteren.
Door deze ‘wending’, door de diep-ernstige manier waarop Roth dit aanpakt, krijgen de voorgaande delen van het verhaal een nieuwe diepgang. Want waar je als lezer eerst hebt zitten schaterlachen om die onuitstaanbare brief plus vragenlijst van die rechter, Wapter, en zijn vrouw, plaatst het Anne Frank-hoofdstuk de handeling van het verhaal in een ander daglicht. Het is 1956 — nog maar 11 jaar na de gruwelen van WOII. Is het echt zo vreemd dat de mensen in Nathans omgeving uit hun plaat gaan van zijn negatieve verhalen over Joden?
Maar die andere vraag blijft ook staan: Mag je Joden dan überhaupt nog wel realistisch opvoeren in fictie, met ook hun nare menselijke kanten?Een laatste punt: in Roth Unbound beschrijft Claudia Pierpont Roth (geen familie) hoeveel moeite Philip Roth heeft gedaan om de Anne Frank-passages in The Ghost Writer respectvol op papier te krijgen. Hij was geïntimideerd door het onderwerp maar er ook door geobsedeerd. De eerste versie van het Anne Frank-hoofdstuk was volgens hem, later terugblikkend, ‘overdramatized, and lyric in the worst sense’.
Pierpont Roth schrijft:He’d written it in the third person (Nathan telling Anne’s story) but then decided to rewrite it in the first person—Anne telling her own story—in order to wash out the overstatement and the saintliness, or what he calls “all that UJA rhetoric.” (The United Jewish Appeal was not known for its literary subtlety.) The girl who wrote the diary would never write in such an elevated tone about herself. Then he translated it back into the third person, now cleansed of the problem of tone. The result is natural and vivid and disconcertingly plausible;
Die aanpak laat zien hoe zorgvuldig Roth met dit uiterst delicate onderwerp aan de slag is gegaan. Het resultaat is alsnog schokkend, het brengt je als lezer in verwarring — maar uiteindelijk werkt het.
Het morele vraagstuk blijft onopgelost. Het is niet de taak van een schrijver om vragen te beantwoorden, was een van Roths stellige overtuigingen, maar om die vragen zo helder mogelijk te presenteren en te verkennen. Of, in de woorden van Henry James die boven de schrijftafel van E.I. Lonoff hangen: “Our doubt is our passion and our passion is our task.”
Interessant verhaal
In het slothoofdstuk lezen we over de volgende ochtend. Na een nacht zonder slaap zit Nathan aan het ontbijt, met de Lonoffs en met Amy.
Lonoff heeft een stapel ‘fanmail’ voor zich liggen, doorgestuurd door zijn uitgever, en hij vraagt Hope de brieven voor te lezen. Dan krijgt Nathan een inkijkje in hoe het is om een beroemde schrijver te zijn. De brieven zijn stuk voor stuk verschrikkelijk.
Nathan, ondertussen, blijft verder fantaseren over Amy. Hoe hij haar misschien alsnog voor zich kan winnen, hoe hij haar aan zijn ouders zou voorstellen als zijn verloofde. Dat ze dan zouden vragen of ze Joods was, en dat hij dan zou kunnen zeggen: ze is Anne Frank, hoe Joods wil je het hebben? En dat hij via die weg dan hun vergiffenis zou ontvangen, hoe ze de hele episode rond zijn ‘antisemitische’ verhaal zouden vergeten.
Er volgt een nieuwe uitbarsting van Hope, die er vandoor wil en voorstelt dat Amy dan voortaan maar voor Lonoff zorgt. “Now you’re going to have thirty-five years of it!” En later: “The classroom daydream has come true! You get the creative writer—and I get to go!”
Amy neemt uiteindelijk de benen en later vertrekt ook Hope, in de sneeuw. Lonoff gaat achter haar aan en hij vraagt Nathan achter te blijven in het huis. Die zal wel de behoefte voelen om zijn aantekeningen op papier te zetten, meent Lonoff. Want dat is wat deze oude, monomane schrijver als geen ander begrijpt: Nathan zal over dit vreemde etmaal gaan schrijven. “I’ll be curious to see how we all come out someday. It could be an interesting story.”
Het zal Nathan ruim twintig jaar kosten, zoals we weten uit de openingsalinea van The Ghost Writer — maar dat verhaal komt er.
En interessant is het zeker.
Dat was het voor deze week!
Heb je een vraag? Een suggestie voor een volgende editie van de nieuwsbrief? Of wil je reageren op het bovenstaande? Gebruik dan het commentaarveld of laat me iets weten via, bijvoorbeeld, Twitter of Facebook.
Je kunt me steunen bij het maken van deze nieuwsbrief door een donatie te doen of door over te schakelen op een ‘premium’ abonnement: dan krijg je voor €5,- per maand (of een voordelige €50,- per jaar) toegang tot het hele archief én de schrijfcursus “Een verhaal in 10 weken”.
Mijn dank is hoe dank ook enorm!
Tot volgende week,
Jamal