Schrijven met Ouariachi #17: Waarom John Barth de lezer laat verdwalen in "Lost in the Funhouse"
Hallo lezers,
Waarom zou je als schrijver de lezer laten verdwalen in een verhaal? Ben je dan een sadist? Is het pompeus? Of ben je gewoon niet zo goed in structuur?
In deze nieuwe aflevering van “Schrijven met Ouariachi” bespreek ik het verhaal “Lost in the Funhouse” (1968) van de Amerikaanse postmodernist John Barth. Een lachpaleis waarin je als lezer regelmatig de draad kwijtraakt — maar al die verwarring heeft wel degelijk een literaire functie.
Voor het zover is, heet ik graag eerst alle nieuwe abonnees op deze nieuwsbrief van harte welkom! Voel je vooral vrij om vragen te stellen of discussiepunten aan te dragen in het commentaarveld onder de webversie van deze nieuwsbrief. Likes worden ook altijd geapprecieerd — het is hier net een sociaal medium.
“Schrijven met Ouariachi” is er ook als podcast (en ja, na een flinke hiaat ga ik binnenkort weer nieuwe afleveringen opnemen) en sinds kort ook als Twitter-account, waarop ik wetenswaardigheden post ter aanvulling op deze nieuwsbrief.
Je kunt me helpen bij het maken van deze nieuwsbrief door een donatie te doen via deze iDEAL-link.
Je kunt ook structurele steun overwegen door over te schakelen op een betaald abonnement — voor het vriendelijke bedragje van €5,- per maand.
Betalende abonnees vinden onderaan deze nieuwsbrief een bonusverhaal!
Tot zover de huishoudelijke mededelingen. Aan de slag nu, met John Barth.
Hyperintellectueel of ontroerend?
Meteen maar een waarschuwing vooraf: “Lost in the Funhouse” is een verhaal dat sommigen als hyperintellectueel en over-rationeel zullen ervaren. Zelf vind ik het om een of andere reden een ontroerende tekst. Waar ligt dat aan?
“Lost in the Funhouse” geldt als een van de belangrijkste teksten binnen de stroming van het postmodernisme of de metafictie.
Aan die stroming wil ik binnenkort een aparte nieuwsbrief wijden, maar voor nu zou ik willen stellen: om een verhaal te kunnen lezen, hoef je niet eerst een inleidende cursus filosofie of moderne letterkunde te volgen. Om van “Lost in the Funhouse” te kunnen genieten, of er gillend gek van te worden, heb je geen enkele voorkennis nodig. Dus we duiken er gewoon in en zien wel waar we op stuiten.
Een volledige Nederlandse vertaling bestaat bij mijn weten niet, dus we zullen het met het Engels moeten doen.
Onderweg naar Ocean City
“Lost in the Funhouse” gaat over een dertienjarige jongen genaamd Ambrose die met zijn ouders, zijn twee jaar oudere broer Peter en de met beide jongens bevriende veertienjarige Magda een tripje maakt naar Ocean City. Oom Karl is ook mee. Dat is het gezelschap.
De gelegenheid is Independence Day, in de Verenigde Staten een feestdag. Ocean City is een badplaats aan de Amerikaanse oostkust, met een promenade vol toeristisch vertier, waaronder een “funhouse”, dat we hier het best kunnen vertalen als “lachpaleis”.
De handeling speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog, een gegeven waar regelmatig, meestal in een onopvallend bijzinnetje, aan gerefereerd wordt.
Het verhaal: we maken kennis met het reisgezelschap tijdens de autorit naar Ocean City, we krijgen het een en ander te horen over de aankomst ter plekke, en op den duur zal Ambrose verdwaald raken in het lachpaleis, lost in the funhouse, en dat is, kort samengevat, de hele plot van dit verhaal.
Hoe pakt Barth deze vertelling aan? Een blik op de eerste alinea is al veelzeggend.
Wat gebeurt hier?
Na enkele cursief gedrukte frasen wordt er ingebroken door een onbekende instantie (de schrijver?), die uitlegt wat het doel is van cursief gedrukte tekst. Waarom in godsnaam? Wie is hier aan het woord en met welk doel?
Merk ook op dat er een zin staat die zonder enige uitleg wordt afgebroken (“… as well as the customary type for titles of complete works, not to mention. Italics are also employed…”) Waar dient dát nu weer toe?
Ik stel voor dat we nog even wachten met pogingen die vragen te beantwoorden en eerst eens een eindje verder lezen.
In de tweede alinea leren we dat Ambrose “at that awkward age” is, een frase die tussen aanhalingstekens geplaatst staat, het lijkt erop dat de auteur zich niet helemaal gemakkelijk voelt bij deze tweedehands uitdrukking voor “puberteit”.
Daarna beschrijft de auteur wie er verder op de achterbank van de auto zitten: Ambrose’s broer Peter en het meisje Magda G____, die niet ver bij hen vandaan woont op B____ Street in het plaatsje D____, Maryland. Waarna de vertelinstantie opnieuw inbreekt om iets mede te delen over het negentiende-eeuwse gebruik van afkortingen, bedoeld om de illusie van realiteit te vergroten.
Nog een opvallend element: bij de beschrijving van Magda lezen we: “age fourteen, a pretty girl an exquisite young lady, who lived…” Het is alsof de auteur geen keuze heeft kunnen maken tussen “pretty girl” en “exquisite young lady”. Het eerste is dagelijks taalgebruik, misschien wel vanuit het perspectief van Ambrose geformuleerd, het tweede een nogal stijve, ouderwetse manier van uitdrukken. Ook dit zie je vaker in het verhaal, net als die abrupt afgebroken zinnen: twee formuleringen voor hetzelfde achter elkaar.
We lezen een verhaal én we zien de auteur (of wie is het?) worstelen met het schrijven van dat verhaal. Dat is metafictie: een tekst die op zichzelf reflecteert. Een tekst die zowel een verhaal vertelt als de mechanismen van dat vertellen blootlegt.
Dat Barth wel degelijk ook “normaal” kan schrijven, zie je in de derde alinea, waarin hij beschrijft hoe, in de tijd dat Ambrose’s vader jong was, zulke tripjes naar Ocean City per trein werden gemaakt: “schoolfuls of children swarmed through the railway cars; everyone shared everyone else’s Maryland fried chicken, Virginia ham, deviled eggs, potato salad, beaten biscuits, iced tea”, en eventjes begint het verhaal te leven door die details. Begin je te geloven in de fictie. Tot de vertelinstantie weer broodnuchter inbreekt.
Puberteit en erotiek
Wat geleidelijk aan duidelijk wordt is dat Ambrose erotische gevoelens koestert voor Magda. Haar nabijheid, naast hem op de achterbank, brengt hem in beroering, en dat op zo’n typische pubermanier: zelfs de anticipatie van ook maar de lichtste aanraking doet hem al gloeien.
Er is een spelletje dat de broertjes, Ambrose en Peter, altijd spelen in de auto, als ze op feestdagen onderweg zijn naar Ocean City: kijken wie als eerste de torens ziet van de elektriciteitscentrale bij V____. Die torens zijn een markering: ze bevinden zich halverwege de route naar Ocean City. Magda doet mee aan het spel, de jongens laten haar winnen. Als prijs krijgt ze van moeder een banaan. Een schaars product in oorlogstijd en dus niet zomaar een suf stuk fruit.
Op de zesde pagina van het verhaal (p77 van de gedrukte editie) krijgt het commentaar van de vertelinstantie een wat ander karakter. Het begint met een uiteenzetting over wat het begin van een verhaal allemaal voor elkaar moet zien te krijgen, maar dan wordt de toon kritischer: is die hele autorit naar Ocean City wel relevant? Moet het verhaal niet beginnen op het moment dat Ambrose het lachpaleis voor het eerst in het oog krijgt? ‘We haven’t even reached Ocean City yet: we will never get out of the funhouse.’
Maar in plaats van nu eens voort te maken, schotelt de verteller ons een flashback voor naar drie jaar eerder, toen Ambrose, Peter en Magda eens “Niggers and Masters” speelden in de achtertuin — tot toenemende zorg van de verteller, die dus zijn eigen schrijfadvies heeft genegeerd met die vertragende flashback: “We should be much farther along than we are; something has gone wrong; not much of this preliminary rambling seems relevant. Yet everyone begins in the same place; how is it that most go along without difficulty but a few lose their way?”
Die laatste formulering is een verhelderende hint: ook de verteller van dit verhaal, met zijn rare commentaren, lijkt de weg kwijt te zijn geraakt, zoals Ambrose uiteindelijk in het lachpaleis zal verdwalen.
De chaos slaat toe
Om het verhaal op stoom te brengen, springt de verteller vooruit in de tijd. Het gezelschap is inmiddels gearriveerd in Ocean City. Nu wijst de verteller erop, explicieter dan eerst, dat het oorlog is. De vakantiegangers willen zwemmen in zee, maar de branding is verpest door olie, gelekt uit een tanker die, even uit de kust, door een torpedo getroffen is.
Gelukkig is er ook een zwembad.
Maar nu slaat de chaos echt toe. “What is the story’s theme?” vraagt de verteller zich af, maar hij geeft geen antwoord en schakelt meteen over op de mededeling: “Ambrose is ill.” De jongen heeft zich teruggetrokken onder de promenade en is misselijk na het eten van een ‘apple-on-a-stick’.
Dan staat er ineens de zin: “The word fuck suggests suction and/or and/or flatulence.”
Waar komt dat woord '“fuck” nu weer vandaan? Misschien… misschien is het graffiti die Ambrose op een muur ziet staan. Het woord leidt hem naar een overweging over hoe zijn hele bloedlijn uit die daad — to fuck — is voortgekomen:
Wacht even — the author? The narrator? We hadden het toch over Ambrose? Of is de verteller Ambrose? En wie is dan de auteur? En wie de verteller? Is de verteller bedacht door de auteur of is hij gelijk aan de auteur?
Ook het tijdsverloop ligt inmiddels op z’n gat: vader zoekt naar Ambrose, die verdwaald is in het lachpaleis — terwijl we daar nog helemaal niet waren aanbeland. Weer een alinea verder stelt Peter een bezoekje aan het lachpaleis voor, en zijn we dus weer een stap terug in de tijd gegaan.
“Lost in the Funhouse” is een verhaal dat uit elkaar valt voor het ook maar halverwege is.
Ik kan me voorstellen dat een hoop lezers nu wel zo’n beetje afhaken. Wat moet je met deze chaos? Maar afhaken zou zonde zijn: “Lost in the Funhouse” heeft zijn geheimen nog niet prijsgegeven.
Symbolen
Er wordt gezwommen. Niet in zee dus, vanwege dat olielek, maar in het zwembad. Behalve door Magda. Die is, zo maken we uit de tekst op, ongesteld.
En dan staat er, over het duiken in het zwembad: “The diving would make a suitable literary symbol.”
Juist, ja. Welkom aan tafel, Freud. Met dit droogkomische commentaar op het duiken plaatst de verteller ook eerdere verhaalelementen in een ander daglicht. Want blader maar eens terug: het spelletje met de torens van de elektriciteitscentrale? Zijn dat niet de erecties van de opgewonden broertjes achterin de auto, Ambrose en Peter, die allebei bij Magda in het gevlei willen komen? Magda wint dat spelletje — en wat is haar prijs? Een banaan. Het commentaar van de moeder: “something hard to get nowadays”. “Something hard”, ja ja, wink-wink-nudge-nudge.
En om ’m af te maken: “Magda demonstrated her ability to hold a banana in one hand and peel it with her teeth.”
Tot zover drie onschuldige tieners op een achterbank.
Afstand, metagedachten
Terug naar waar we waren.
Er volgt een nieuwe flashback en van dat moment herinnert Ambrose zich dat hij een zekere afstand voelde: “he heard his mind take notes upon the scene”. Die menselijke eigenschap — in een situatie zijn én gedachten óver die situatie hebben en er dus niet helemaal in zijn — is wat dit verhaal verbeeldt: dat zou zomaar eens een functie kunnen zijn van die rare verteller die soms inbreekt met zijn droge commentaar. Zo werk het bewustzijn ook: je leeft, en tegelijkertijd levert je bewustzijn commentaar op dat leven.
En ineens — voor mij althans — is die verteller niet zo’n afstandelijke droogkloot meer. Hij stáát voor iets. Zijn commentaren zijn de niet te onderdrukken neigingen die we allemaal voelen in ons hoofd wanneer we over één ding proberen na te denken, maar het andere zich aan ons opdringt.
Hij is een mens geworden.
Even verderop, op de 14e pagina van het verhaal (p85), krijgt de tekst nog meer leven. We zien Ambrose nadenken over de attracties op de promenade, de “gypsy fortuneteller machine” die hem op de gedachte brengt: “If a man lived by himself, he could take a departement-store mannequin with flexible joints and modify her in certain ways.”
Een typische puberfantasie: o, als ik maar volwassen was! Dan kon ik doen wat ik wilde. Met een paspop!
“However: by the time he was that old he’d have a real woman.”
En dan bedenkt Ambrose dat hij tegen die tijd ook een zoon zal hebben: “His son would be the second, and when the lad reached thirteen or so he would put a strong arm around his shoulder and tell him calmly: ‘It is perfectly normal. We have all been through it. It will not last forever.’”
Ik vind dat een ontroerende passage. Ambrose fantaseert over wat hij later tegen zijn kind zal zeggen, en tegelijkertijd beseft de lezer: dit zou Ambrose nu dus zélf willen horen van iemand, van zijn vader: het is normaal wat je doormaakt, het gaat weer over. Maar zo’n type is zijn vader niet.
Waar blijft het einde?
En zo gaat “Lost in the Funhouse” verder. We lezen over de belevenissen van Ambrose, we lezen het literair-technische commentaar van de verteller en zijn gedachten over het leven, hij schopt verwarring over wie wie is — en gaandeweg raakt hij steeds wanhopiger omdat hij het verhaal niet zo verteld krijgt als hij zou willen (“I’ll never be an author.”).
Ook dat vind ik ontroerend. Dat rare personage — want dat is het toch zeker —, die vreemde inbreker in de tekst: hij is ook maar een schlemiel die zijn best doet een verhaaltje te vertellen, misschien wel een verhaaltje over zijn eigen jeugd, want misschien is hij Ambrose-op-latere-leeftijd.
Je zit nu al een tijdje op het einde te wachten, maar: “For all a person knows the first time through, the end could be just around any corner.” Wij lezers zijn zelf verdwaald in dit verhaal en hebben geen idee waar het einde blijft.
Maar het komt — en uiteraard niet zoals je verwacht.
Op p95 lezen we dat Ambrose “strayed into the pass wherein he lingers yet.” Dat zou betekenen dat hij nooit de uitgang uit het lachpaleis gevonden heeft, er misschien wel gestorven is.
Op diezelfde pagina zien we een diagram genaamd “Freitag’s Triangle”, dat een conventioneel verhaalverloop beschrijft (expositie, conflict, climax, ontknoping). En aan de hand daarvan gaat de verteller op zoek naar een ontknoping. Er volgen verschillende mogelijkheden: hoe loopt het af met Ambrose?
Vaker en vaker ontsporen de zinnen.
En midden in dit zoeken naar een einde staat daar de vraag: “What relevance does the war have to the story?”
Ik wil wel een poging wagen.
Eerder namelijk, op pagina 90, lezen we: “Nothing was what it looked like. Every instant, under the surface of the Atlantic Ocean, millions of living animals devoured one another. Pilots were falling in flames over Europe; women were being forcibly raped in the South Pacific.”
Oorlog is chaos, oorlog is de weg kwijtraken. Een lachpaleis, maar dan niet om te lachen. Misschien lees ik er teveel in, misschien is die oorlog een red herring, een booby trap zelfs. John Barth schrijft in een voorwoord bij de bundel waarin “Lost in the Funhouse” is opgenomen: “(I was in fact, at age thirteen or so, once briefly mislaid in a boardwalk funhouse, in Asbury Park, New Jersey; end of autobiographical reference).”
Zo nuchter kan het ook zijn: de auteur, geboren in 1930 en dus een jaar of dertien tijdens WOII, heeft een dag uit zijn jeugd beschreven, en die dag speelde zich nu eenmaal af tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het einde kent een laatste sprong in de tijd. De familie zit weer in de auto, onderweg terug naar huis. Ambrose is er tóch wel uitgekomen, uit het lachpaleis, en hij fantaseert hoe hij later zelf lachpaleizen zal ontwerpen voor anderen.
Misschien is Ambrose toch een beetje John Barth. En heeft hij met “Lost in the Funhouse” wel degelijk een lachpaleis voor ons, lezers, ontworpen.
Het is een lachpaleis dat mij, ik schreef het al een paar keer, ontroert en die ontroering ontstaat ondanks al die rare metafictionele ingrepen. Het is alsof de auteur zijn best doet zijn eigen verhaal te slopen, om elke emotionele betrokkenheid van de lezer te voorkomen, en toch grijpt precies dat metafictionele geklungel mij aan, omdat je de auteur of de verteller ziet worstelen met zijn eigen tekst.
De chaos in de tekst verbeeldt natuurlijk ook de chaos van het verdwalen in een lachpaleis, met zijn schuivende schotten waardoor je onderuit gaat, en de vele spiegels waardoor je je niet meer kunt oriënteren.
Dat lachpaleis zelf is weer een verbeelding van de chaos van de puberteit, die enorm verwarrende fase in een mensenleven waarin je ook heen en weer schiet door de tijd: nu eens ben je weer eventjes een kind, regressie, en dan weer maak je een abrupte sprong vooruit, als je ontdekt dat er haar is gaan groeien op een plek die voorheen kaal was, of er vocht komt uit lichaamsdelen die voorheen droog bleven, ik noem maar wat.
Als lezer word je in die verwarring gestort door de chaotische structuur van “Lost in the Funhouse” — en misschien komt daar de emotionele reactie wel vandaan: 26 pagina’s lang wordt de verwarring van Ambrose de jouwe. “Lost in the Funhouse” doet je voor even weer de verwarring en wanhoop van de puberjaren voelen.
Heb je deze nieuwsbrief met plezier gelezen? Dan kun je me blij maken met een donatie via deze eenvoudige iDEAL-link. Je kunt natuurlijk ook betalend abonnee van deze nieuwsbrief worden voor €5,- per maand.
Voor betalende abonnees volgt hieronder nog een bonusgedeelte!
Ik meld me spoedig opnieuw!
Veel goeds,
Jamal
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Schrijven met Ouariachi to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.