Hoi,
Literatuur is bij uitstek de kunstvorm voor het verkennen van het menselijk bewustzijn.
Film kan weliswaar gedrag tonen, een goede acteur is in staat via mimiek, houding en stem iets te laten doorschemeren van wat er omgaat in het personage dat hij speelt.
Maar zeker weten doen wij als toeschouwers het niet, zoals we in het ‘echte’ leven ook niet altijd precies weten wat er in een ander omgaat — tenzij diegene ons dat vertelt.
Je kúnt in film wel gedachteprocessen en emoties van binnenuit benaderen, maar dan heb je een voice-over nodig. Woorden dus. Een techniek geleend van de literatuur.
Als literatuur het instrument bij uitstek is om het bewustzijn te verkennen, dan is het óók interessant te kijken naar de rafelranden van dat bewustzijn. Proust is beroemd om zijn verhandeling over in slaap vallen en het gevoel van desoriëntatie als je midden in de nacht wakker schrikt, aan het begin van zijn romancyclus Op zoek naar de verloren tijd.
Maar er zijn meer fenomenen op het grensvlak van bewust en bewusteloos.
Ik las een vermakelijk stuk van Sophie Brickman over flauwvallen in de literatuur.
Ze schrijft:
It strikes me as odd that I so rarely come across passages in literature that portray the act of fainting from the fainter’s perspective, or linger on it for more than a sentence or two. This feels like a wild miss, for what phenomenon is more inherently literary than a faint, in which the individual journeys into the unknown, dips a toe in the unconscious, then awakes to a world not the entirely the same, not entirely different, but upheaved and disoriented?
Toen ik psychologie studeerde, stuitte ik op de ‘bloed-, injectie- en letselfobie’. In tegenstelling tot bij andere fobieën en angststoornissen, waarbij de angst de bloeddruk omhoog stuwt, daalt de bloeddruk juist bij mensen met bloed-, injectie- en letselfobie — en dat kan leiden tot flauwvallen.
Een gegronde vrees, in zekere zin.
Ik wist dat ik hier last van had en omdat ik ergens in die periode bloed moest laten prikken (student nog, dus het zal wel een soatest zijn geweest), ging ik op zoek in de wetenschappelijke database van de universiteit naar een behandelprotocolletje waarover ik had gehoord, ‘Applied Tension’ van ene Öst. Het idee is dat je je spieren op een bepaalde manier aanspant, waardoor je je bloeddruk op peil houdt.
Het bleek te werken, en het werkt nog steeds. Vorige week nog moest ik bloed laten prikken en ik liep na afloop fluitend, niet eens een béétje licht in het hoofd, de prikkamer uit.
Alleen als ik overvallen word door de aanblik van bloed, wil het nog weleens fout gaan, zoals een paar jaar geleden toen ik, tijdens een borrel bij mijn uitgeverij, op de patio uitgleed over een natte tegel en met mijn hand op mijn wijnglas belandde — dat brak, en me verwondde.
Een zeurend gevoel in de maag. Koud zweet. Duizeling. En toen: op zwart.
Even is er dan de gelukzalige geruststelling van een lucide droomtoestand, tot je in de verte mensen je naam hoort roepen en dan moet je, je moet terugkeren naar de realiteit, waar het flauwvallen zelf hopelijk niet tot nog meer schade heeft geleid.
Dat mensen tot de filosofie van het dualisme zijn gekomen, met als bekendste proponent waarschijnlijk Descartes, heeft volgens mij met dit soort ervaringen te maken. Je ervaart een wil tot controle hebben over je lichaam, maar dat lichaam gaat soms autonoom zijn gang. Soms wint de wil, soms het lichaam.
Daarom zijn flow-ervaringen zo fijn, denk ik. Als ik geconcentreerd aan het schrijven ben, lijkt de wereld om mij heen niet te bestaan en merk ik ook niets meer van het feit dat ik een lichaam heb, of een lichaam bén. Er ontstaat eenheid.
Die wordt pas weer verbroken als je, bijvoorbeeld, een passage klaar hebt en uit je concentratie stapt. Nog veel vaker wordt die toestand verbroken doordat het lichaam je komt storen.
Kramp in je schrijfhand. Honger of dorst. Noodzaak tot stoelgang. Een slapend been.
Het intrigeert me, dit schaduwgebied tussen bewust in de wereld staan versus een toestand van jezelf niet gewaar zijn. Dat kan dus diepe concentratie zijn, of slaap, of bewusteloosheid. Maar hetzelfde geldt misschien wel voor het proces van dementeren. In literaire zin denk ik dan meteen aan Bernlef, die misschien wel de eerste Nederlandse schrijver was die daar een taal voor vond, in zijn roman Hersenschimmen.
Of denk aan hallucineren, al dan niet onder invloed van middelen. In dat geval schiet mij meteen Fear and Loathing in Las Vegas te binnen, van Hunter S. Thompson. (De verfilming van dat boek, door Terry Gilliam, maakt veel gebruik van voice-over: hoe kan het ook anders, bij een vertelling die zozeer over bewustzijn en de verstoring daarvan gaat?)
Welke voorbeelden ken jij van geslaagde of juist minder geslaagde passages in literair werk waarin die rafelranden van het bewustzijn worden beschreven? Heb je zelf misschien een mooie anekdote over bewustzijnsverlies of -vernauwing?
Laat het me weten in het commentaarveld. Ik ben heel benieuwd.
Fijn hè, een tekst zonder advertenties? Je kunt helpen dat zo te houden door een donatie te doen. Wat ook helpt: een premium-abonnement nemen. Je krijgt dan voor slechts €5,- per maand (of een voordelige €50,- per jaar) toegang tot het hele archief, de schrijfcursus “Een verhaal in 10 weken” én The Satanic Verses Leesclub.
In alle gevallen is mijn dank onmetelijk.
Tot volgende keer!
Jamal