Hallo daar,
In deze aflevering bespreek ik de resultaten van de poll die ik laatst hield over de verschillende gedaanten die Schrijven met Ouariachi kan aannemen.
En ik analyseer het korte verhaal ‘Wesp’ van Joep van Helden.
Maar eerst nog even dit: vandaag is de laatste dag dat je kaartjes kunt winnen voor Crossing Border 2024. Details van de prijsvraag vind je in aflevering #77.
Uitslag
Statistiek doet met de werkelijkheid wat een overdrive-pedaal met gitaargeluid doet: sommige klanken komen uitgesprokener en feller naar voren, maar er ontstaat ook ruis en vervorming.
Onlangs vroeg ik lezers van deze nieuwsbrief naar hun favoriete verschijningsvorm van Schrijven met Ouariachi.
Dit zijn de resultaten.
De varianten ‘Verhaal-analyses’ (52%) en ‘Concrete Schrijfadviezen’ (27%) komen als uitgesproken favorieten naar voren. De ‘Nieuwsoverzichten’ blijken met slechts 3% het minst favoriet.
Toch is het sinds ik met die Nieuwsoverzichten ben begonnen, vaak voorgekomen dat wanneer ik een tijdlang andere varianten voorrang gaf, er klachten kwamen van lezers. ‘Ik heb me speciaal voor die nieuwsoverzichten geabonneerd, waar zijn ze heen?’
Hier klinkt de ruis, de noise, die ontstaat tussen het individu en het gemiddelde.
De uitslag van deze poll zal dan ook niet allesbepalend zijn. Maar ik weet nu wel waar jullie voorkeuren liggen. En verdomd als het niet waar is: toevallig heb ik hieronder meteen een nieuwe Verhaalanalyse in de aanbieding.
Ik wil iedereen die de poll heeft ingevuld, danken voor de medewerking.
Wesp
Vandaag bespreek ik het verhaal ‘Wesp’ van Joep van Helden, oorspronkelijk verschenen in literair tijdschrift De Gids, nummer 1/2019, en later opgenomen in de bundel Jerrycan, die op de shortlist stond van de J.M.A. Biesheuvelprijs 2023.
Handig aan dit verhaal is dat je het online kunt lezen.
Ik had nog nooit iets van Van Helden onder ogen gekregen, dus ik stapte er volledig onbevangen in.
En dat viel niet tegen.
Dit is de openingszin van ‘Wesp’:
Door het geblindeerde raam van de bus zie ik dennen, jerrycans, landbouwplastic, olievaten, petflessen, een bult cement en flitsen van het meer.
Intrigerende opener. Kijken door een geblindeerd raam suggereert vagelijk een tegenstrijdigheid. En verder bevat de opsomming van wat de ‘ik’ zoal waarneemt, twee natuurelementen, dennen en ‘flitsen van het meer’, en daartussen allerlei menselijke producten.
Dat botsen van natuur en industriële wereld gebeurt ook verderop in deze eerste alinea: ‘Ik weet dat de geur van gedroogde naalden steeds meer vermengd raakt met benzine, motorolie, soldeertin, aceton en gesmolten elektriciteitssnoer.’
En tot slot stuiten we op een zin met een raadselachtige afkorting: ‘Nu ruik ik alleen de JJI nog en de bezwete leren jacks van mannen die hier voor mij zaten.’
Raadselachtig, maar wat wél duidelijk is, is dat deze schrijver — of de ik-verteller — erg met zintuiglijke indrukken bezig is.
Een alinea verder begint het vermoeden te ontstaan dat de verteller een meisje van zestien is, en weer een alinea verder krijgt de lezer voor het eerst concrete verhaalinformatie voorgeschoteld: over ‘mijn psycholoog Carlos’ en over ‘begeleid verlof’.
Aha, de ‘ik’ heeft vastgezeten. Dat is onthullend, maar in dit vroege stadium roept zo’n opmerking vooral een belangrijke nieuwe vraag op: waarvoor zat zij (?) dan vast?
In de alinea gaat het ook over ene Missane (opvallende naam), voor wie de verteller een cadeautje heeft gekocht: een keramieken hanger in de vorm van een wesp.
Weer roept het verhaal vooral vragen op: wie is die Missane? Waarom een wesp?
Artisjokharten
De bus arriveert bij het terrein van de oom van de ik-verteller. Er is een weerzien met die oom, die, zo ontdekken we gaandeweg, aan het eerder vermelde meer een werkplaats heeft waar hij bootjes repareert en buitenboordmotoren.
Nu verschijnt ook de eerder genoemde Missane, met een welkomstmaal: artisjokharten.
Van Helden gebruikt hier een slim trucje om de naam van de ik-verteller te onthullen. Hij laat de oom iets over haar zeggen, namelijk: ‘Ik heb Chelsey artisjok leren eten.’
De eerder opgemerkte zintuiglijkheid wordt voortgezet en begint op haar plek te vallen: dit is hoe iemand die langere tijd in een cel heeft gezeten, de vrije buitenwereld registreert. Ze zuigt elk detail in zich op.
‘Missane en ik hebben elkaar zes maanden niet gezien,’ noteert Chelsey — mogelijk de duur van haar detentie?
Even verderop krijgen we weer een klein beetje meer concrete achtergrondinformatie. Chelsey zat, zo lezen we, in een ‘justitiële jeugdinrichting’ (aha, daar staat ‘JJI’ voor) en kreeg daar onder meer ‘agressieregulatietherapie’.
En dan wordt er een echt duister element ingebracht. Terwijl het drietal — oom, Missane en Chelsey — zit te eten, observeert Chelsey Missane. Dat begint nog poëtisch — Missane heeft ‘telefoonsnoerkrullen’ — maar al gauw staat er dit:
Ik zie haar draaien in een magnetron op 900 Watt. Ik kan op stop drukken, maar laat haar een rondje draaien en nog een, tot haar huidcellen beginnen te bubbelen. Dit is wat Carlos geweldsfetisjisme noemt, maar ik weet dat het daar niks mee te maken heeft. Het is gewoon een simpele test van de invloed die ik heb op Missane.
Oei. Die ‘invloed’ klinkt misschien wel verontrustender dan die magnetron-fantasie. Is hier iemand psychotisch? Megalomaan?
Meiden onder elkaar
In de volgende passage trekt de oom zich terug en zijn de twee meisjes alleen.
Chelsey registreert: ‘Ik voel de hanger op mijn bovenbeen.’ — ja, dat is die keramieken hanger in de vorm van een wesp, uit het begin.
Ik weet dat ik hem uit mijn zak moet halen en moet geven. Carlos heeft me laten beloven sorry te zeggen, maar alleen als ik het echt meen. Het is belangrijk voor het proces dat ik ontdek wat ik echt voel en zo. ‘Missane?’ Ik bedenk me dat ik nooit haar naam zeg. Niet tegen haar.
Verteller Chelsey wordt geacht sorry te zeggen — dus er is iets tussen haar en Missane gebeurd.
Dit is wat we nu weten: zes maanden jeugddetentie; agressieregulatietherapie; en wat het ook is dat er gebeurd is, het heeft iets met Missane te maken.
Merk op wat auteur Van Helden hier aan het doen is: steeds een klein brokje nieuwe informatie verschaffen, zodat de nieuwsgierigheid van de lezer kortstondig bevredigd wordt, maar die nieuwe informatie is zo beperkt, dat er meteen nieuwe vragen ontstaan — en met die vragen: spanning.
Overval
Een overgang: Missane blijft logeren. Zo verschrikkelijk kan het dus ook weer niet geweest zijn, wat Chelsey haar heeft aangedaan. Zou je denken.
Voor ze gaan slapen heeft Chelsey het over ‘nieuwe first-person shooters’. Vergeef me, maar die opmerking kan deze 45-jarige half-boomer niet plaatsen, maar misschien komt dat nog.
De volgende dag vertrekt Missane naar haar bijbaan, en Chelsey krijgt bezoek van Carlos, de psycholoog. En dan staat er het botte zinnetje: ‘Missane vindt het oneerlijk dat ik de winkel overval en daarna met hem op uitjes mag.’
Aha. Dus er is een winkel overvallen. Maar welke? En waarom?
Waar het uitje met Carlos, in diens DAF, naartoe gaat, blijft voorlopig onduidelijk. Onderweg vraagt Carlos of Chelsey hun afspraak is nagekomen. Het sorry zeggen, vermoedelijk, en het overhandigen van de wesp.
Haar antwoord: ‘Ik ben zes maanden in therapie, ik weet wat ik moet zeggen. “Ik was er nog niet klaar voor. Het voelde niet goed.”’
Verderop gaat het over ene Luc, over wie Carlos onthult dat hij ‘nazorgsessies bij slachtofferhulp’ volgt en dat hij begrijpt dat ‘het’ niet tegen hem was gericht, ‘als persoon’. En Carlos sluit af met: ‘Hij heeft dat ding van je opgehangen in de winkel.’
Dat ‘ding’ blijkt ‘mijn ooms slagtrekker’, en preciezer: ‘een gereedschap dat bestaat uit een lange, metalen stang met een gewicht dat erover kan schuiven. De baas van Missane knalde tegen de toonbank nadat ik in zijn knielholte sloeg.’
Nu lijken dan toch de belangrijkste elementen van de puzzel geopenbaard te zijn: Luc heeft een winkel waar Missane werkt. Chelsey heeft die winkel overvallen en daarbij geweld gebruikt, met de ‘slagtrekker’ van haar oom.
En dan blijkt de bestemming van het ritje met Carlos de winkel van Luc te zijn: daar, zo begrijpen wij doorgewinterde verhalenlezers, zal ons dan een ongemakkelijke confrontatie wachten.
Confrontatie
De winkel blijkt er als volgt uit te zien:
Ik zie de polyester Xenomorph Warrior, de rekken met games en de flatscreens waarop in-game-beelden spelen. Er is niks veranderd, behalve dat er twee haken in de muur zijn geschroefd waarop de slagtrekker ligt.
Aha, dat verklaart voor deze half-boomer wat eerder bedoeld werd met ‘first-person shooters’: een term uit de game-wereld (mij niet bekend, ik háát games).
De confrontatie met Luc verloopt heel anders dan verwacht:
‘Chelsey, ik ben Luc. We kennen elkaar niet echt, maar door…’ zijn ogen schieten naar Carlos. ‘Het is vreemd hoe geweld mensen kan samenbrengen. Gevoelsmatig dan. Ik heb de indruk dat ik een beetje weet wie jij bent, maar misschien klopt mijn indruk helemaal niet. Missane heeft over je verteld, goede dingen hoor.’
En een alinea verder zegt Luc: ‘Jij hebt het natuurlijk ook niet makkelijk gehad. Het duurde een paar dagen totdat ik besefte dat ook jij slachtoffer bent.’
O nee, denk je dan, met Chelsey: begrip! Het laatste waar je op zit te wachten. Je wil woede, wraakgevoelens! Maar het slachtoffer zegt: jij, dader, bent ook een slachtoffer.
Knap vind ik dat Van Helden dit allemaal zonder enige ironie opschrijft, zodat je deze passage op verschillende manieren kunt lezen. Inderdaad in ironische zin, want wat kan begrip toch huiveringwekkend zijn.
Maar misschien ben jij het soort lezer dat denkt: mooi juist, een keertje géén wraakgeschiedenis, maar twee mensen die allebei getekend zijn, ontmoeten elkaar in vrede.
Intern wekt het gesprek bij Chelsey vooral geweldsfantasieën op.
En dan komt het grote voorstel: Luc biedt Chelsey een stage aan in zijn winkel.
‘Wat vind je daarvan,’ vraagt Carlos, ‘om hier je resocialisatiefase af te ronden? Bij je beste vriendin?’
Deze nieuwsbrief kan ademen dankzij gulle donaties van lezers. Dus maak mij en jezelf blij met een bedragje naar eigen inzicht.
Boottochtje
Van Helden verliest geen tijd en knalt meteen een stap verder in het verhaal: ‘De volgende dag laat Luc me zien welke games hij verkoopt, de consoles, de controllers, en legt uit wat welke studio doet.’
Nu pas, vredig in de winkel, krijgen we de flashback voorgeschoteld van de feitelijke overval.
Ondanks de vredigheid hangt er spanning in de lucht: wordt het Chelsey niet te veel? Zal ze zich niet opnieuw overgeven aan het uitleven van een geweldsfantasie?
Maar dan lezen we: ‘Ik werk nu een week bij de gamewinkel.’
So far, so good, dus.
Op een vrij moment zijn Chelsey en Missane bezig een klusje te verrichten op het terrein van de oom. Ze besluiten een boottochtje te maken over het meer. Al snel gaat Chelsey flink tekeer:
Als [Missane’s] deel van de boot uit het water komt zie ik de kriebels in haar buik rond haar mond. Ze gilt wanneer we door zelfgemaakte golven beuken. We lachen en schreeuwen en gaan zes maanden terug in de tijd.
Nu moet ik de hanger geven. De motor laten afslaan en de wesp in haar hand leggen. Maar dan zou dit moment als een ongezekerde buitenboord borrelend naar de bodem zakken. Dus geef ik gas.
Mooi is het wat Van Helden hier doet. Door het hele verhaal heen zie je dat Chelsey niet helemaal alleen maar gepsychologiseerd is tijdens haar detentie, maar zelf ook wel degelijk een soort van wroeging heeft over wat er gebeurd is, en ook dat zij vaak wel aanvoelt wat een situatie van haar vereist — alleen is ze soms niet in staat te doen wat nodig is. Zoals nu.
In plaats van excuses aan te bieden en de wesp te overhandigen, geeft ze gas. De boot planeert hard en dan staat er:
We raken iets en ik val in het meer.
Eenmaal weer aan boord geklommen, blijkt er iets met Missane aan de hand: ‘Ze houdt haar pols vast en is wit.’
Als ze terug zijn, neemt de oom Missane mee naar de spoedeisende hulp: dat is dus de ernst van wat er gebeurd is.
Ondertussen scheldt Chelsey, achtergebleven, zichzelf uit ‘voor tyfuswijf, fokker, opfokker, eikel en loser. Waarom kan ik niet normaal doen zonder compleet gestoorde acties uit te halen? Durf ik de hanger niet aan Missane te geven?’
Opnieuw: de wroeging zit er wel degelijk.
Dit is geen bordkartonnen probleemjongere.
De nacht staat los van de dag
Wat volgt is een veelzeggende flashback:
In bed hoor ik me weer met Missane praten. We zaten tegen het huis van de buren. We hadden net twee jongens hun piemels tegen elkaar laten drukken. We keken hoe een groep een opgerolde egel wegschoot met een zelfgebouwde katapult en een paar filmpjes van jochies die met een neppistool een tankstation beroofden. Ze joelden en lachten vanaf scheurende scooters en de achterste had een helm op schoot tjokvol cash. Missane vond het stoer.
‘Echt?’ vroeg ik.
‘Weet ik het. Zij doen tenminste wat.’ Haar verlichte gezicht leek te zweven in de nacht.
En dan komt het grote inzicht:
Ik herinner me hoe ik wakker lag terwijl Missane murmelde in haar slaap. Hoe gedachten aan elkaar klikten tot opvattingen en overtuigingen. Dat ik niet besefte dat Missane al was vergeten wat ze had gezegd en dat de nacht losstaat van de dag, zoals de iso van de rest van de JJI.
Wat hier volgens mij staat, is dat voor Missane de donkere fantasieën precies dát blijven: fantasieën, terwijl Chelsey de neiging heeft haar gedrag er daadwerkelijk door te laten beïnvloeden. Voor Missane staat de nacht los van de dag, is de nacht er voor die fantasieën en licht ontsporend pubergedrag, maar is de dag ‘normaal’.
Het extreme versus het gewone. De isolatiecel versus de rest van de justitiële jeugdinstelling.
Alleen in de winkel
In de volgende passage neemt Chelsey de dienst van Missane in de winkel van Luc over — Missane zelf zit met haar arm in een mitella. (Let op: nergens staat vermelde wát er precies aan mankeert, maar die mitella en de eerder vermelde pols zeggen genoeg.)
Als Luc even de deur uit moet, moet Chelsey het een kwartiertje alleen zien te rooien.
En daar, alleen in de winkel, stelt Chelsey zich voor hoe het zou zijn als er nu opnieuw een overval plaatsvindt. Haar instructies zijn: niets doen.
Maar als ze niets doet, zal niemand geloven dat ze overvallen is en niet zelf geld heeft weggenomen. Het enige alternatief dat ze kan bedenken is: de overvaller te lijf gaan met de slagtrekker van haar oom.
Ook dan is zij de sjaak: dan zal ze teruggevoerd worden naar de JJI, en hoe ze zich dat voorstelt is in feite een omkering van de openingsscène: weer trekt het terrein van haar oom voorbij, weer zal ze de dennen en de benzine ruiken — ‘Ze maken een sightseeingtour langs alles wat je hebt verloren.’
En daar eindigt dit verhaal. Met een gevaarlijk meisje dat angstig nadenkt over de gevaren die zij zelf zou kunnen lopen.
Kwetsbaar én gevaarlijk
Er valt een hoop over ‘Wesp’ te zeggen. Laat ik eens met wat technische observaties beginnen:
Wat ik interessant vind, is de ‘materialiteit’ van de taal: het gaat veel over techniek, over materialen, over gereedschappen, inclusief het belangrijkste gereedschap in het verhaal: die slagtrekker.
Een ander object dat een rol speelt is die wesp-hanger. Daar kom ik dadelijk op terug, maar ga eens na op hoeveel plaatsen in het verhaal die hanger wordt vermeld: het is een leidraad die ons van begin naar einde voert. Nog in de laatste alinea wordt de hanger vermeld.
Lekker vind ik het tempo van het verhaal:
Dag 1 is: vrijlating uit JJI.
Dag 2: met Carlos naar de winkel van Luc.
Dag 3: ‘volgende dag’, Chelsey begint in de winkel.
De eerstvolgende tijdsaanduiding is: ‘Ik werk nu een week bij de gamewinkel.’ Dat is op de dag van het bootongeluk.
En daarna is er de laatste beschreven dag: misschien wel de dag na het ongeluk.
Vijf dagen dus, in totaal. Overzichtelijk en strak gedaan.
Wat verder opvalt, is hoeveel Van Helden weglaat. Om meteen maar een groot voorbeeld te noemen: waarom woont Chelsey eigenlijk bij haar oom? Wat is er met haar ouders gebeurd?
Er wordt vrijwel niets over gezegd, tot je het verhaal nog eens leest, en dan valt je oog op de passage waarin de artisjokharten gegeten worden en de meisjes even alleen willen zijn.
Dan staat er:
‘Vriendschap is hartstikke belangrijk,’ zegt hij [de oom, JO] en veegt met zijn vork restjes samen, tilt het bord op en schuift het eten in zijn mond. ‘Familie ook, maar familie gaat meestal dood.’
Is dát dan wat er is gebeurd met Chelsey’s ouders? Zijn ze dood? Meer dan deze wat cryptische opmerking van de oom krijgen we niet te lezen.
En toch werkt het, datgene wat er niet staat. Het levert ons in ieder geval een mogelijk psychologisch verklaringsmodel op voor Chelsey’s gedrag, zonder dat het te nadrukkelijk wordt, zonder dat de link dode ouders-agressieprobleem absoluut gemaakt wordt.
Die artisjokharten trouwens: wat een prachtig keuze voor een lievelingsgerecht. Het is origineel, en daarom blijft het je bij als detail.
Je kunt er ook symbolisch dan wel psychologisch mee uit de voeten, waar het Chelsey betreft: een zacht hart, afgedekt door lagen aan stugge schutbladeren. Iemand tot wie het niet makkelijk doordringen is, maar die onder alle ruigheid en agressie toch een zacht karakter heeft.
En die artisjokken zeggen ook iets over de oom: ‘Als je vroeg artisjok lust, dan zijn spruiten en witlof later geen probleem,’ zegt hij vroeg in het verhaal. Een opvoedmethode waar hij erg tevreden over lijkt, maar die uiteindelijk toch niet bijster goed heeft uitgepakt.
Tot slot: wat is de betekenis van die wesp?
Een wesp is een klein diertje dat, wanneer het zich bedreigd voelt, venijnig veel pijn kan aanrichten. Een wesp is kwetsbaar én gevaarlijk.
Net als Chelsey.
Ik maak nog één laatste psychologische slag. Vroeg in het verhaal merkt Chelsey over haar oom op: ‘Ik heb ontdekt dat ik keihard kan zeggen wat ik wil, zonder dat hij moeilijk gaat doen.’
Daaruit spreekt macht. En die behoefte aan macht zit ook in die eerste geweldsfantasie over Missane: die fantasie is volgens Chelsey ‘een simpele test van de invloed die ik heb op Missane’.
Dat is er wat er kan gebeuren met iemand die op jonge leeftijd te maken krijgt met de onbeheersbaarheid van het leven, bijvoorbeeld door de dood van ouders. Zo iemand zou op andere manieren controle kunnen proberen te verwerven. Bijvoorbeeld via geweld.
Maar het geweld levert Chelsey niets op. Sterker nog: in een jeugdinrichting krijgt je behoefte aan controle helemáál geen kans. Het enige wat haar werkelijk kan helpen is kwetsbaarheid tonen: sorry zeggen, Missane de wespenhanger overhandigen. Maar precies dát kan ze niet. En dat is de werkelijke tragiek van dit verhaal.
Meediscussiëren over het verhaal ‘Wesp’?
Laat mij en je medelezers van Schrijven met Ouariachi weten wat je gedachten zijn in het reactieveld hieronder.
Deze nieuwsbrief kan ademen dankzij gulle donaties van lezers. Dus maak mij en jezelf blij met een bedragje naar eigen inzicht.
Je kunt ook een premium-abonnement nemen. Dan krijg je voor 5 euro per maand (of een voordelige 50 euro per jaar) toegang tot het hele archief, de schrijfcursus “Een verhaal in 10 weken” én The Satanic Verses Leesclub.
In alle gevallen is mijn dank immens.
Tot volgende keer!
Jamal
PS: Zelf schrijver worden? Bekijk hier de mogelijkheden!