Hallo daar,
Dit is het tweede en laatste deel van mijn bespreking van De minaar van Marguerite Duras. Deel een vind je hier.
Fijn als je meeleest!
Dat kan al voor 5 euro per maand (of 50 euro per jaar). Je krijgt dan tevens toegang tot het 105 afleveringen tellende archief én de 70 afleveringen die samen de cursus ‘Een verhaal in 10 weken’ vormen.
De wilde Mekong
Ik recapituleer: een oude vrouw, met een gezicht als een ‘ruïne’, denkt terug aan een episode uit haar jeugd die tot dat gezicht heeft geleid.
Die episode vangt ze aanvankelijk in één enkel beeld, het beeld van zichzelf in het Franse Indochina, Vietnam, van 1929, toen ze een meisje was van ‘vijftien en een half’ jaar oud en ze op een veerpont stond.
Die veerpont voerde haar van een plaats genaamd Sadec, waar haar moeder op een school werkte, naar Saigon, over de wilde Mekong-rivier.
Achtergrond: vader overleden. Moeder depressief of bipolair. Heeft een rampzalige aankoop van land gedaan, sindsdien leeft het gezin — moeder, twee zoons en de ik-vertelster — in armoede.
Het meisje staat op die veerpont, uitgedost als ‘kind-prostituée’.
Ze is er op uit geld te verdienen voor het gezin.
Ze trekt de aandacht van een rijke Chinese man in een limousine met chauffeur.
Vooruitblikjes
Daar op die veerpont biedt de rijke man aan om haar naar haar huis in Saigon te brengen met zijn auto — het meisje verblijft in Saigon in een pensionaat, omdat ze in de stad naar het Franse gymnasium gaat.
‘Nooit,’ schrijft Duras, ‘zal ik de reis meer maken in de bus voor de inheemse bevolking. Voortaan heb ik een limousine waarin ik naar school ga en die me weer afzet bij het pensionaat.’
Aan zulke vooruitblikjes waagt Duras zich vaker, en doorgaans is dat een techniek waar ik niet erg van gecharmeerd ben, maar hier kan het, omdat het uitgangspunt van begin af aan al is geweest: oude vrouw kijkt terug op een episode van lang geleden.
Dus ja, zij wéét hoe het hierna zal gaan.
Ze schrijft ook:
Ik dineer in de elegantste gelegenheden van de stad. En altijd zal ik spijt hebben van alles wat ik doe, van alles wat ik achterlaat, van alles wat ik aangrijp, het goede zowel als het slechte.
Spijt van alles.
Laten we dat vooral in gedachten houden bij wat volgt — en niet alsnog in de Lolita-valkuil trappen.
Begeerte?
De eerste dagen is dit wat de rijke man doet: hij haalt het meisje met zijn limousine op van school en brengt haar naar het pensionaat. Tot hij haar een keer daar, bij het pensionaat, ophaalt. En meeneemt naar een appartement in het Chinese deel van de stad, Cholon.
Eenmaal daar: ‘Ze voelt niet iets speciaals, geen haat, ook geen weerzin, waarschijnlijk is dat dus al begeerte.’
Dat is natuurlijk een bizarre conclusie, maar het is hoe Duras schrijft: voortdurend blijft in het vage of we hier precies de gedachten van een vroegwijze maar verwarde puber lezen, of de gedachten die de terugblikkende oude vrouw op haar jongere zelf projecteert.
Geen haat, geen weerzin, dan zal het wel begeerte zijn.
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Schrijven met Ouariachi to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.